3Mcgs - Herhalingsvragen H4

Van wanneer tot wanneer duurde de Eerste Wereldoorlog?
1 / 36
volgende
Slide 1: Open vraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Van wanneer tot wanneer duurde de Eerste Wereldoorlog?

Slide 1 - Open vraag

In welk jaar werd het Verdrag van Versailles getekend?

Slide 2 - Open vraag

Winston Churchill
Adolf Hitler
Vladimir Lenin
Jozef Stalin
Benito Mussolini
Werd in mei 1940 minister-president.
Werd ook wel Il Duce genoemd.
Was de opvolger van Lenin.
Werd ook wel Führer genoemd.
De eerste leider van de Sovjet-Unie. 

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is fascisme?
A
een antidemocratische, totalitaire en nationalistische beweging
B
een antidemocratische beweging die streeft naar een maatschappij zonder privébezit
C
verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft
D
het gevechtsklaar maken van het leger voor de oorlog

Slide 4 - Quizvraag

Kies de kenmerken van het fascisme
FASCISME
Democratie
Een sterke en machtige leider
Het toepassen van geweld
Gelijkheid
Persvrijheid
Censuur
Totalitair

Slide 5 - Sleepvraag

Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?

A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Am.president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.

Slide 6 - Quizvraag

Kies de kenmerken van het nationaal-socialisme
NATIONAAL
SOCIALISME 
Democratie
Een sterke en machtige leider
Het toepassen van geweld
Gelijkheid
Persvrijheid
Censuur
Totalitair

Slide 7 - Sleepvraag

Rechts zie je 4 typeringen van het nationaal-socialisme. Sleep de juiste gevolgen (geel) hier naar toe. 
Anti-communistisch
Anti-democratisch
Totalitair
Anti-semitisch
Beheerst het leven van wieg tot graf.
Er is één sterke leider.
Mensen zijn niet gelijk (rassenleer).
Het haten van de Joden.

Slide 8 - Sleepvraag

Wat betekent NSDAP?
A
Nationaal-Socialistische Duitse Arbeiders Partij
B
Nationaal-Socialistische Democratische Arbeiders Partij
C
Nationaal-Socialistische Duitse Arische Partij
D
Nationaal-Socialistische Duitse Arbeiders Politiek

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de dolkstootlegende?
A
Complottheorie dat de Duitsers de oorlog niet hadden verloren als ze door hadden gevochten
B
Complottheorie dat de Duitse legerleiding ontvoerd was door de Fransen
C
Complottheorie dat de Duitse ministers de vrede sloten zonder overleg met de legerleiding
D
Complottheorie dat de Duitse legerleiding de vrede had getekend zonder overleg met de Duitse Keizer

Slide 10 - Quizvraag

De Tweede Wereldoorlog had twee bondgenootschappen: de geallieerden en de asmogendheden.
Welk land hoorde bij welke kant? Eentje is al ingevuld.
Asmogendheden
Geallieerden

Slide 11 - Sleepvraag

Hoe wordt de overname van Oostenrijk genoemd?
A
Anschluss
B
Conferentie van Munchen
C
Kamikaze
D
D-Day

Slide 12 - Quizvraag

Maak de goede combinaties
Bombardement van de Duitsers op Rotterdam.

België word veroverd. Frankrijk en Duitsland sluiten een wapenstilstand.
Engeland en Frankrijk verklaren de oorlog aan Duitsland.
Twee jaar voor de Duitse inval in Nederland.
Vier dagen nadat de Duitsers Nederland binnenvielen.
Hiermee begon de Tweede Wereldoorlog.
De Duitsers bezetten Oostenrijk en Tsjechië.
Duitsland veroverd razendsnel de rest van Europa. 

Slide 13 - Sleepvraag

De Tweede Wereldoorlog begon in                  met de Duitse aanval op                      In                       veroverde Duitsland onder andere de landen                              ,
                      en                      Een jaar later, in                     viel Hitler de                          aan. De bondgenoten die tegen Duitsland vochten noemen we de     
België
Frankrijk
Nederland
Polen
Tsjechië
Sovjet-Unie
1939
1940
1941
1942
Geallieerden
As-mogendheden

Slide 14 - Sleepvraag

➤Combineer de onderstaande zinnen met het juiste land, door ze naar de vlaggen op de kaart te slepen.






Land dat werd veroverd tijdens de Blitzkrieg van mei 1940.
Dit land is nooit door de Duitsers veroverd. Dat kwam onder andere doordat de piloten van dit land zo dapper vochten.
De aanval op dit land werd door Duitsland Operatie Barbarossa genoemd.
Hier vielen de geallieerden op 6 juni 1944 aan.

Slide 15 - Sleepvraag

Welk land werd aangevallen door Duitsland bij Operatie Barbarossa?
A
De Sovjet Unie
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Engeland

Slide 16 - Quizvraag

In welk jaar vond Operatie Barbarossa plaats?
A
1941
B
1942
C
1940
D
1943

Slide 17 - Quizvraag

Welke titel past bij
deze kaart?
A
D-Day
B
Operatie Market Garden
C
Slag om Engeland
D
Spoorwegstaking

Slide 18 - Quizvraag

Waar staat de naam D-Day voor?
A
Decision-Day
B
Decisive-Day
C
Difficult-Day
D
Dark-Day

Slide 19 - Quizvraag

Datum D-day
A
6 juni '44
B
6 augustus '44
C
6 juni '45
D
6 augustus '45

Slide 20 - Quizvraag

Hieronder staan 4 kaarten van operaties in de Tweede Wereldoorlog. Klik op de kaartjes om ze groter te maken.

Zet ze in de juiste volgorde door de gele vakjes met de cijfertjes op de kaartjes te slepen. De 1 sleep je naar de eerste operatie, de 2 naar de tweede, etc. 
1
2
3
4

Slide 21 - Sleepvraag

Sleep de veldslagen in de juiste volgorde. 
Aanval op Polen
Inval in Nederland, België en Frankrijk
D-Day
Operatie Barbarossa
Slag om Stalingrad
Berlijn wordt ingenomen door Sovjet-Unie

Slide 22 - Sleepvraag

Hoe worden deze veroveringen genoemd?
A
Von Schlieffenplan
B
Blitzkrieg
C
Operatie Market Garden
D
Operatie Barbarossa

Slide 23 - Quizvraag

Welk begrip?
"Het van te voren controleren van berichten in de kranten of op de radio."
A
Mobilisatie
B
Capituleren
C
Bezetting
D
Censuur

Slide 24 - Quizvraag

Welk begrip?
"Het gevechtsgereed maken van een leger."
A
Mobilisatie
B
Capituleren
C
Bezetting
D
Censuur

Slide 25 - Quizvraag

Jij weet nu best veel over de Tweede Wereldoorlog. Kijk goed naar de tekeningen en zet
ze in de goede volgorde
1
2
3
4
5

Slide 26 - Sleepvraag

De Duitsers zorgden ervoor dat alle organisaties in Nederlanden werden gelijkgeschakeld. Wat betekent dit?
A
Elke organisatie moest een gelijk aantal werknemers hebben.
B
Elke organisatie kreeg de vrijheid om te bepalen wat ze wilden.
C
Elke organisatie moest precies doen wat de Duitsers zeiden.
D
Elke organisatie moest voortaan Duits als taal gebruiken.

Slide 27 - Quizvraag


1. Welke gebeurtenis wordt in de bron beschreven? 
2. En wat was het gevolg van de beschreven gebeurtenis?
A
1. De mobilisatie 2. De Februaristaking
B
1. De mobilisatie 2. De Spoorwegstaking
C
1. Een razzia 2. De Februaristaking
D
1. Een razzia 2. De Spoorwegstaking

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer was deze februaristaking?
A
12 mei 1991
B
23 februari 1941
C
25 februari 1940
D
25 februari 1941

Slide 29 - Quizvraag

Wat was de aanleiding voor de Februaristaking?
A
Het oppakken van joden in Amsterdam
B
Het executeren van leiders van een staking
C
Het neerschieten van verzetstrijders
D
De inval in Polen

Slide 30 - Quizvraag


Dit beeld herinnert aan de Februaristaking van 1941. Het beeld wordt tegenwoordig gebruikt als startpunt voor demonstraties door mensen die zich verbonden voelen met dit symbool.
Waar zijn de demonstraties die bij dit monument worden gehouden vaak tegen gericht?
Gebruik de bron
A
Tegen de komst van buitenlanders
B
Tegen racisme en discriminatie
C
Tegen slechte huisvesting van veel arbeiders
D
Tegen toenemende onveiligheid in arbeiderswijken

Slide 31 - Quizvraag

Geef van de 5 voorbeelden aan of hier sprake is van 'verzet' of 'collaboratie':

1. Persoonsbewijzen vervalsen.
2. Joodse kinderen helpen.
3. Onderduikers verraden.
4. Illegale kranten verspreiden.
5. Nazi- propaganda verspreiden.
A
1. verzet, 2. verzet, 3. collaboratie, 4. verzet, 5. collaboratie
B
1. collaboratie, 2. verzet, 3. collaboratie, 4. verzet, 5. collaboratie
C
1. verzet, 2. verzet, 3. collaboratie, 4. collaboratie , 5. collaboratie
D
1. collaboratie, 2. collaboratie, 3. verzet, 4. collaboratie, 5. verzet

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de eerste face van de Holocaust?
A
Vernietiging
B
Uitsluiten
C
Concentreren
D
Discriminatie

Slide 33 - Quizvraag

Welk begrip?
'Bepaalde groepen mensen slechter worden behandeld dan anderen.'
A
Capitulatie
B
Antisemitisme
C
Discriminatie
D
Collaboratie

Slide 34 - Quizvraag

Antisemitisme
Kristallnacht
Rassenleer

Slide 35 - Sleepvraag

De rassenleer is een belangrijk kenmerk van het nationaal-socialisme.

Welke groep mensen hoort in de rassenleer NIET bij het 'minderwaardige ras'?
A
Zigeuners
B
Joden
C
de gekleurde bevolking in niet-westerse landen
D
Polen

Slide 36 - Quizvraag