Extra oefenen 5.1 + 5.2 --> 5.4

Welkom!
Vandaag een korte terugblik op de stof tot nu toe én aan de slag met 5.4
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Vandaag een korte terugblik op de stof tot nu toe én aan de slag met 5.4

Slide 1 - Tekstslide

Een bedrijf verkoopt in een maand 50 producten tegen € 10 per stuk. De producten zijn ooit ingekocht voor € 2,5. De bedrijfskosten van die maand zijn € 150

Wat is de omzet?

Slide 2 - Open vraag

Een bedrijf verkoopt in een maand 50 producten tegen € 10 per stuk. De producten zijn ooit ingekocht voor € 2,5. De bedrijfskosten van die maand zijn € 150

Wat is de inkoopwaarde?

Slide 3 - Open vraag

Een bedrijf verkoopt in een maand 50 producten tegen € 10 per stuk. De producten zijn ooit ingekocht voor € 2,5. De bedrijfskosten van die maand zijn € 150

Wat is de brutowinst?

Slide 4 - Open vraag

Een bedrijf verkoopt in een maand 50 producten tegen € 10 per stuk. De producten zijn ooit ingekocht voor € 2,5. De bedrijfskosten van die maand zijn € 150

Wat is de nettowinst?

Slide 5 - Open vraag

Omzet, kosten en winst
Herhaal je formules!!!

Omzet                                                         
Inkoopwaarde  -/-
Brutowinst        =                              
Bedrijfskosten  -/-
Nettowinst        =


Slide 6 - Tekstslide

De fabrikant koopt tablets in voor 302,50 per stuk (incl 21% BTW). Hoeveel betaalt de ondernemer "onterecht" aan BTW? (per tablet)

Slide 7 - Open vraag

De ondernemer verkoopt diezelfde tablets voor €575 per stuk excl BTW. Hoeveel BTW int hij van de consument?

Slide 8 - Open vraag

De ondernemer vraagt €695,75 (incl 21% BTW) per tablet. Dit is.....
A
de consumentenprijs
B
de winkelprijs

Slide 9 - Quizvraag

Een ondernemer betaalt ten onrechte € 315 BTW. De ondernemer ontvangt van de consument € 756. Hoeveel moet de ondernemer aan de overheid afdragen?
A
€ 315
B
€ 441
C
€ 756
D
€ 1.071

Slide 10 - Quizvraag

Verkoopprijs koptelefoon = €40
Variabele kosten per product=€20
Constante kosten = €100.000
Bereken de break-even afzet

Slide 11 - Open vraag

Verkoopprijs koptelefoon = €40
Variabele kosten per product=€20
Constante kosten = €100.000
Bereken de break-even omzet

Slide 12 - Open vraag

Verkoopprijs koptelefoon = €40
Variabele kosten per product=€20
Constante kosten = €100.000
Hoeveel producten te verkopen om € 6000 winst te maken?

Slide 13 - Open vraag

Vragen? 
Zo niet.... Aan de slag met paragraaf 5.4

Slide 14 - Tekstslide