1.4 Wat kost het nu en later?

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

JdW-kijkwijzer
Lesopbouw:
  1. VOORAF: Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen
  2. INSTRUCTIE: Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen
  3. TOEPASSING: Actieve verwerking, Formatief handelen 
  4. EVALUATIE: Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Startklaar?
Je legt het volgende op tafel:
1. Rekenmachine
2. JDW-map
3. Boek
4. Pen/potlood
Startklaar: 

  • begroting = ...
  • budgetteren = ?
  • bereken:
    €160 inkomen per maand is hoeveel per week?

Slide 3 - Tekstslide

Gedragsverwachtingen
1. Telefoons uit en in de zakkie
2. Rustig praten
3. Elkaar laten uitpraten
4. We lachen elkaar niet uit

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Het is slim om regelmatig je financiële situatie te evalueren en aan te passen.
Eens: Zo kun je tijdig bijsturen.
Oneens: Het geeft te veel stress.
Eens: Het zorgt voor financiële stabiliteit op lange termijn.
Oneens: Ik zie wel hoe het loopt, komt vanzelf goed.

Slide 6 - Poll

Leerdoelen
1. Je kunt een te reserveren bedrag berekenen.
2. Je kunt berekenen wat het kost om een scooter te kunnen rijden.
3. Je weet dat een stijging of daling van prijzen invloed heeft op je koopkracht.
4. Je kunt een stijging of daling in procenten uitrekenen.


Slide 7 - Tekstslide

Wat betaal je als je
een scooter wil rijden?

Slide 8 - Woordweb

Reserveren 
Reserveren = geld sparen

Reservering per maand = benodigde bedrag : aantal maanden
Je wilt over 5 maanden een kano kopen voor 200 euro. Hoeveel moet je per maand reserveren? 

200:5= 40 euro 

Slide 9 - Tekstslide

Wat kost een scooter?
Naast de aanschafprijs van een scooter komen er meer kosten bij: 

  • verzekering
  • kosten voor benzine (of elektriciteit) 
  • onderhoud en reparaties
  • accessoires, zoals een helm en slot

Slide 10 - Tekstslide

Instructie 

Slide 11 - Tekstslide

Wat gebeurt er als alles duurder wordt?

Slide 12 - Open vraag

Koopkracht
Je koopkracht is de hoeveelheid producten die je met je inkomen kunt kopen.

Je koopkracht is dus afhankelijk van:
- de hoogte van de prijzen
- de hoogte van je inkomen

Slide 13 - Tekstslide

Je koopkracht daalt als...
A
Je inkomen stijgt
B
Er sprake is van inflatie
C
Er sprake is van deflatie
D
Prijs van product daalt

Slide 14 - Quizvraag

Welke kosten komen er bij het rijden van een scooter?

Slide 15 - Open vraag

Uitrekenen procentuele toename of afname:

(nieuw-oud): oud x 100      

Slide 16 - Tekstslide

Samen oefenen


Dit jaar zijn er 320.000 mensen werkloos. In 2015 waren dat er nog 375.000. Bereken de procentuele toename/afname van de werkloosheid.





Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Maken: 1.4 opgaven 1 t/m 12 (blz. 22-25)
Tijd: 17 min

Hoe: in groepjes
Klaar: nakijken
timer
17:00

Slide 18 - Tekstslide

Reflectie
1. Je kunt een te reserveren bedrag berekenen.
2. Je kunt berekenen wat het kost om een scooter te kunnen rijden.
3. Je weet dat een stijging of daling van prijzen invloed heeft op je koopkracht.
4. Je kunt een stijging of daling in procenten uitrekenen.


Slide 19 - Tekstslide

Welke kosten komen er bij het rijden van een scooter?

Slide 20 - Open vraag

In welk geval stijgt de koopkracht?


A
je inkomen stijgt met 3% en de prijzen stijgen met 1%
B
je inkomen stijgt met 1% en de prijzen stijgen met 1%
C
je inkomen stijgt met 1% en de prijzen stijgen met 3%
D
je inkomen daalt met 2% en de prijzen dalen met 1

Slide 21 - Quizvraag

Percentage omrekenen

Slide 22 - Tekstslide

Hoe ging het deze les?
1. Telefoons uit en in de zakkie
2. Rustig praten
3. Elkaar laten uitpraten
4. We lachen elkaar niet uit

Slide 23 - Tekstslide


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 24 - Open vraag