Lesson 3: verb "to be" + introduction unit B

Engels
  • plattegrond (volgt nog!)
  • telefoons thuis of in de kluis
  • boeken/laptop/schrift/etui op bank
  • mutsen af + jassen uit 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Engels
  • plattegrond (volgt nog!)
  • telefoons thuis of in de kluis
  • boeken/laptop/schrift/etui op bank
  • mutsen af + jassen uit 

Slide 1 - Tekstslide

Goals
Last lesson we finished the book quiz + talked about the alphabet + numbers 1 - 50
Today we are going to do the verb "to be" in every single form and have a look at the vocabulary!(and maybe read a little bit in Epic)
Next lesson  we are going to do the verb "have got" and practice with the words

Slide 2 - Tekstslide

Check homework
Maken: opdracht 1 + 2 op blz. 4 van je werkboek
Leren: woorden Argentina t/m desk van de woordenlijst (heb je geen NL erbij staan in je werkboek, ga dan naar Itslearning/planner voor de volledige woordenlijst)

Slide 3 - Tekstslide

Grammar 
Uitleg werkwoord "be" (gewone zinnen, vragen en ontkennend)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het werkwoord: to be
A
Hebben
B
Geven
C
Zijn
D
Fietsen

Slide 5 - Quizvraag

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'

Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij 
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're

Slide 6 - Tekstslide

Vormen van 'to be'



In de tegenwoordige tijd heb je drie vormen van 'to be', namelijk:
am, are & is

Voorbeelden:
I am the best                                   He is the best                   You are the best
Am hoort bij
I
Are hoort bij
you, we, they & you
Is hoort bij
he, she & it

Slide 7 - Tekstslide

They ......... in the cinema.
A
am
B
is
C
are

Slide 8 - Quizvraag

I ......... in the classroom.
A
am
B
is
C
are

Slide 9 - Quizvraag

...... he a very nice person?
A
am
B
is
C
are

Slide 10 - Quizvraag

AM
are
Is
I
You
She, He, It
We
They

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is de afkorting van: I am
A
Im
B
I'm
C
Iam
D
I'am

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de afkorting van you are?
A
youre
B
you're
C
you'are
D
youare

Slide 13 - Quizvraag

Hoe gebruik je het werkwoord 'to be' bij ontkenningen?
Bij ontkennende zinnen zet je 'not' achter de vorm van 'to be'.

Voorbeelden:
They are not gone                    She is not here             I am not eating

Slide 14 - Tekstslide

Ontkenningen met 'to be' afkorten
Ontkenningen met 'is not' en 'are not' kan je ook afkorten.



Voorbeelden:
They are not the best            --> They aren't the best
She is not the best                 --> She isn't the best
Bij 'am not' kan dat niet!

Slide 15 - Tekstslide

He .... helping me.
A
am not
B
are not
C
is not
D
isn't

Slide 16 - Quizvraag

They ... at school
A
am not
B
is not
C
isn't
D
aren't

Slide 17 - Quizvraag

Pieter and Paul ... reading a book
A
am not
B
aren't
C
isn't
D
are not

Slide 18 - Quizvraag

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
question
(vragend)
Ben
ik?
Ben
jij?
Is
zij?
Is
hij?
Is
het?
Zijn
wij?
Zijn
jullie?
Zijn
zij?
Am
I
Are
you?
Is
she?
Is
he?
Is
it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?

Slide 19 - Tekstslide

........ he doing his homework
A
Am
B
Is
C
Are

Slide 20 - Quizvraag

...........they going to a festival?
A
Am
B
Is
C
Are

Slide 21 - Quizvraag

Homework
Do: exercise 1 WB blz. 5 + opdracht A en B van bijlage in Somtoday (ook te vinden in planner Itslearning)
Leren: Argentina - desk blz. 122 WB (Woordenlijst met NL erbij staat in Itslearning planner!)

Slide 22 - Tekstslide