3.4 Schrijven en formuleren

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Voordat we gaan beginnen...

10 minuten lezen uit je leesboek

In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas

Leg je overige boeken ook op tafel

Nederlands

Inleiding en slot schrijven

Schrijven en formuleren

Een verslag schrijven

Een goede inleiding schrijven

Een goede titel bedenken

Verwijswoorden gebruiken

Wat gaan we vandaag doen?

Lezen uit je leesboek

Wat weet je al?

Theorie een verslag

Schrijf een verslag!

Wat weet je al?

• Wanneer heb jij voor het laatst een schriftelijk verslag geschreven? Waar ging het over?

• In welk soort bladen en welk soort websites vind je verslagen?

• Wat zijn kenmerken van een verslag?

Theorie

Een verslag schrijven

Een verslag

• Je beschrijft wat je hebt meegemaakt of onderzocht. Je doel is om anderen te informeren over feiten.
• 5W1H-vragen
• Chronologische volgorde --> denk aan de signaalwoorden van tijd als toen, daarna, vervolgens, uiteindelijk

Een verslag

• Inleiding: aandacht trekken van de lezer. Noem hier in ook het onderwerp van het verslag.
• Kern: feitelijke informatie over wat je hebt meegemaakt of hebt onderzocht
• Slot: een samenvatting of mening van wat je hebt meegemaakt.
• Gebruik witregels tussen deze onderdelen!

De inleiding van een verslag

Hiermee haal je de lezer over om verder te lezen.

- Begin met iets opvallends, iets wat de aandacht trekt (een vraag, een grapje, ...)

- Geef informatie over het onderwerp van de tekst

Zie blz. 159 voor voorbeelden

De titel van een verslag

- Aandacht trekken van de lezer (vraag stellen, een uitspraak, ..)

- Aangeven waar de tekst over gaat

Achter de titel nooit een punt, een vraagteken of uitroepteken mag wel

Aan de slag!

Schrijf een verslag over een avontuur dat jij hebt beleefd.

Minimaal 200 woorden

Dit mag ook op je laptop of je telefoon

Denk goed na over de theorie! (5W1H + opbouw)

Alleen en in stilte

Maandag 30 januari

Voordat we gaan beginnen...

10 minuten lezen uit je leesboek

In stilte!

Leg je verslag op de hoek van je tafel

Schrijven en formuleren

Een verslag schrijven

Een goede inleiding schrijven

Een goede titel bedenken

Verwijswoorden gebruiken

Wat gaan we vandaag doen?

Lezen uit je leesboek

• Wat weet je nog?
• Verslag nakijken
• Theorie verwijswoorden
• Snap je het?
• Opdrachten maken

Wat weet je nog?

• Wat beschrijf je in een verslag?
• Welke vragen beantwoord je in een verslag?
• Uit welke drie onderdelen bestaat het verslag?
• Wat voor titel gebruik je?

Verslag nakijken

Wissel je verslag uit met een klasgenoot

Vul het schema op blz. 163 in

--> formulering kan je nog niet invullen!

Theorie

Verwijswoorden

Verwijswoorden

In plaats van een woord veel te herhalen, gebruik je verwijswoorden.

Het-woorden --> dat, dit, het zijn

De-woorden --> die, deze, hij, zij, zijn, hem, haar

Personen --> hij, zij, zijn, hem, haar

Meervoud --> ze, die, hun

Ik heb laatst een onvoldoende gehaald en ... viel mij erg tegen.

1. die
2. dat
3. dit
4. deze

Het boek ... ik laatst gelezen heb, was erg mooi.

1. die
2. dat
3. dit
4. deze

Dat is de ketting .... ik laatst ben kwijt geraakt!

1. die
2. dat
3. dit
4. deze

Het bedrijf is failliet. Na .... laatste uitverkoop werd het gesloten.

1. zijn
2. haar

De mediatheek heeft .... openingstijden aangepast.

1. zijn
2. haar

Ik liep stil langs mijn vader. .... las namelijk een boek.

1. hij
2. zij

Leerlingen die steeds te laat komen, moeten ... melduren afmaken.

1. hen
2. hun
3. haar
4. zijn

Maandag 6 februari

Opdracht 10 (10b --> herschrijf zelf je drie zinnen) + 11

Bladzijdes 161 + 162

Alleen en in stilte

Klaar? Lees verder in je leesboek of werk verder aan ander huiswerk

Voordat we gaan beginnen...

10 minuten lezen uit je leesboek

In stilte!

Leg je huiswerk (opdrachten 10 + 11) op de hoek van je tafel

Voorleeswedstrijd?

Schrijven en formuleren

Een verslag schrijven

Een goede inleiding schrijven

Een goede titel bedenken

Verwijswoorden gebruiken

Wat gaan we vandaag doen?

Lezen uit je leesboek

• Wat weet je nog?
• Huiswerk nakijken
• Theorie verwijswoorden
• Opdrachten maken

Wat weet je nog?

Naar de-woorden verwijs je met...

1. die
2. dit
3. deze
4. dat

Naar het-woorden verwijs je met...

1. die
2. dit
3. deze
4. dat

Naar mannelijke woorden verwijs je met..

1. hij
2. hem
3. haar
4. het

Naar vrouwelijke woorden verwijs je met..

1. hij
2. hem
3. haar
4. het

Naar onzijdige woorden verwijs je met..

1. hij
2. hem
3. haar
4. het

Huiswerk nakijken

Opdrachten 10 + 11

bladzijdes 161 + 162

Theorie

Verwijswoorden

Verwijswoorden

In plaats van een woord veel te herhalen, gebruik je verwijswoorden.

Het-woorden --> dat, dit, het zijn

De-woorden --> die, deze, hij, zij, zijn, hem, haar

Personen --> hij, zij, zijn, hem, haar

Meervoud --> ze, die, hun

Aan de slag!

Oefening 1

Oefening 2