unit 2 lesson 4

Vertaal de volgende woorden in het nederlands: careful, dairy, refund, to carry, to wrap up
1 / 22
volgende
Slide 1: Open vraag
EngelsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vertaal de volgende woorden in het nederlands: careful, dairy, refund, to carry, to wrap up

Slide 1 - Open vraag

Vertaal de volgende woorden in het engels: gratis, artikel, aanbieding, maat, etalage

Slide 2 - Open vraag

Phrases to know

When is the shop open?


It is open from Wednesday till Saturday from 8 o'clock till 5 o'clock.


During 4 months we are also open on Sunday

Slide 3 - Tekstslide

The alphabet
A= ee
B= bie
c= sie
d= die
e= ie
f= ef
g= djie
h=eetsj

Slide 4 - Tekstslide

alphabet
i= ai
j= djee
k= kee
l= el
m= em
n = en
o= oo
p= pie

Slide 5 - Tekstslide

alphabet
q= kjoe
r= ar
s= es
t= tie
u= joe
v= vie
w= dabbel joe
x = ex

Slide 6 - Tekstslide

alphabet
y= waai
z= zet

Slide 7 - Tekstslide

When is the shop open?
A
from 5 o'clock to 6 o'clock
B
at 5 o'clock to 6 o'clock
C
from 5 o'clock till 6 o'clock
D
on 5 o 'clock till 6 o'clock

Slide 8 - Quizvraag

Where can you buy milk?
A
Butcher's
B
clothes shop
C
stationer's
D
dairy

Slide 9 - Quizvraag

Where can you buy a book?
A
butcher's
B
toy shop
C
dairy
D
stationer's

Slide 10 - Quizvraag

It's not cheap, it's ....
A
expensive
B
free
C
receipt
D
size

Slide 11 - Quizvraag

This shirt is not to big, it's to
A
large
B
medium
C
size
D
small

Slide 12 - Quizvraag

Yesterday was monday, today is...
A
thursday
B
wednesday
C
sunday
D
tuesday

Slide 13 - Quizvraag

I want to order a....
A
jeans
B
glass of milk
C
bargain
D
dairy

Slide 14 - Quizvraag

What can you buy at the toy shop?
A
cauliflower
B
a t-shirt
C
a ball
D
queue

Slide 15 - Quizvraag

Can I pay cash or by .......
A
cash
B
credit card
C
coins
D
bank

Slide 16 - Quizvraag

The shop is open from monday till...
A
tuesday
B
wednesday
C
thursday
D
friday

Slide 17 - Quizvraag

spel book in het engels
A
bie- oe- oe- kee
B
bee- oo- oo- kee
C
bie- oo- oo- kee
D
bie- oo- oo- kie

Slide 18 - Quizvraag

Spel pen
A
pie- ee- en
B
pie- ie- en
C
pee- ee- en
D
pie- ee- en

Slide 19 - Quizvraag

spel bag
A
bie- ee-ef
B
bee- ee- djie
C
bie- ie- djie
D
bie- ee- djie

Slide 20 - Quizvraag

Dit heb ik geleerd van deze unit.

Slide 21 - Woordweb

What to do next.
  • leer de woorden voor volgende week, dan hebben we de toets.
  • Maak opdracht 1 van unit 3.



Slide 22 - Tekstslide