In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Eindtoets BL H1E
- Theorie BL doornemen
Slide 1 - Tekstslide
4 functies van de inleiding
Slide 2 - Woordweb
3 functies van het slot
Slide 3 - Woordweb
Uitleg: Waar heel de tekst over gaat in 1 of een paar woorden.
A
tussenkopje
B
deelonderwerp
C
hoofdgedachte
D
onderwerp
Slide 4 - Quizvraag
Uitleg: Waar heel de tekst over gaat in 1 goede zin!
A
tussenkopje
B
hoofdgedachte
C
onderwerp
D
deelonderwerp
Slide 5 - Quizvraag
Uitleg: Waar 1 alinea over gaat in 1 of een paar woorden.
A
tussenkopje
B
deelonderwerp
C
onderwerp
D
hoofdgedachte
Slide 6 - Quizvraag
Noem 5 tekstdoelen.
Slide 7 - Woordweb
Tekstdoelen en soorten overzicht
Slide 8 - Tekstslide
4 manieren om alinea's te herkennen
Slide 9 - Woordweb
hoofdzaken en bijzaken
Een alinea bestaat uit een kernzin + toelichting.
Hoofdzaken staan in de kernzin van een alinea.
Bijzaken staan in de toelichting. (uitleg, voorbeelden, details)
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de hoofdzaak? De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag. Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis. Daar heeft ze de eerste kamer naast de ingang.
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
C
Daar heeft ze de eerste kamer naast de ingang.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de hoofdzaak? Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
Slide 12 - Quizvraag
verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar:
1 woord
1 woordgroepje
1 zin
- eerder of later in de tekst wat hetzelfde betekent.
- het antwoord citeer je!
Slide 13 - Tekstslide
Gisteren heb ik mijn toets Nederlands helemaal verpest. DAT bleek toch niet zo erg.
Waar verwijst het woordje DAT naar?
A
mijn toets Nederlands
B
'Mijn toets Nederlands ' r. 1
C
' Gisteren heb ik mijn toets Nederlands helemaal verpest' r. 1
D
verpest
Slide 14 - Quizvraag
De leerlingen van H1E gaan een klassenuitje organiseren aan het eind van het jaar. ZIJ bedenken DIT tijdens de mentorles.
Waar verwijst ZIJ naar?
A
'De leerlingen van H1E' r. 1
B
H1E
C
De leerlingen van H1E
D
' De leerlingen van H1E gaan een klassenuitje organiseren aan het eind van het jaar.' r. 1-2
Slide 15 - Quizvraag
De leerlingen van H1E gaan een klassenuitje organiseren aan het eind van het jaar. ZIJ bedenken DIT tijdens de mentorles.
Waar verwijst DIT naar?
A
een klassenuitje organiseren
B
'een klassenuitje' r. 1
C
'De leerlingen van H1E gaan een klassenuitje' r. 1
D
een klassenuitje
Slide 16 - Quizvraag
Einde theorie BL
- Ga naar Op Niveau blok 3 op blz. 143-144
- Pak je huiswerk (opdracht 47 1-4 erbij) (controle!)