B2 Genen

3.2 Genen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2,3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.2 Genen

Slide 1 - Tekstslide

Planninng
Vorige les
Leerdoelen
Uitleg BS 2
Opdrachten maken
Wat hebben we geleerd? De quiz!

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les
Chromosoom: Elke celkern van een mens heeft 46 chromosomen, bestaand uit DNA
Gen: Stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor één eigenschap
Allel: Elk gen bestaat uit 2 allelen, één op elk chromosoom. Deze kunnen verschillen

Slide 3 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat het genotype is

Slide 4 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat het fenotype is

Slide 5 - Open vraag

Leerdoel deze les
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.


Je kunt verschillende allelen hebben voor een eigenschap. Welke eigenschap je dan krijgt, hangt af van de sterkte van het allel.

Slide 6 - Tekstslide

Homozygoot
Homo = gelijk

De genen zijn gelijk


Slide 7 - Tekstslide

Homozygoot

Beide genen zeggen hetzelfde 
(krullend haar)

Slide 8 - Tekstslide

Heterozygoot
Hetero = ongelijk

Genen zijn ongelijk

Steil en krullend

Slide 9 - Tekstslide

Dominant
'Sterker'

Komt altijd tot uiting in het fenotype

Aangeduid met een hoofdletter (A)



Slide 10 - Tekstslide

Recessief 
Komt alleen tot uiting in het fenotype als er geen dominant gen aanwezig is

Aangeduid met een kleine letter (a)

Slide 11 - Tekstslide

Intermediair: Beide fenotypen komen tot uiting 

Intermediair fenotype

Slide 12 - Tekstslide


Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de vader, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen

Slide 13 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de zoon, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen

Slide 14 - Quizvraag


De vader is Heterozygoot voor haarkleur. Zijn haar is bruin. Wat is het dominante gen?
A
Bruin
B
Rood
C
Bruin en rood
D
Geen van beiden

Slide 15 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding hiernaast. De vader is heterozygoot voor de haar kleur bruin. Hoe noteer je dit?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 16 - Quizvraag

AA is
AA staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 17 - Quizvraag

aa
aa staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 18 - Quizvraag

Aa
Aa staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je het als de genen voor een eigenschap verschillend zijn?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 20 - Quizvraag

Welke soort genen geef je aan met een hoofdletter, bijvoorbeeld A?
A
Dominante genen
B
Recessieve genen

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag...
3.2 Genen
Maken opdrachten 1 t/m 6

Slide 22 - Tekstslide