1.3 de zon als motor: luchtdruk en wind

1.3 de zon als motor: luchtdruk en wind
De zon als motor: luchtdruk en wind 
Wat is het verband tussen: 
temperatuurverschillen van lucht, luchtdruk en wind aan het aardoppervlakte?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3 de zon als motor: luchtdruk en wind
De zon als motor: luchtdruk en wind 
Wat is het verband tussen: 
temperatuurverschillen van lucht, luchtdruk en wind aan het aardoppervlakte?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 de zon als motor: luchtdruk en wind
Leerdoelen check 1.3
Deze les: luchtdruk en wind 

- Je kunt op een weerkaart lage- en hogedrukgebieden aanwijzen
- Je kan de kenmerken uitleggen van lage- en hogedrukgebieden
- Je kan uitleggen dat door lage- en hogedrukgebieden wind ontstaat

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet overal hetzelfde. 

Hangt af van hoe warm of koud de lucht is.
Hoge- en lagedrukgebieden


Luchtdruk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Weerkaarten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lage druk
Lage druk
  • warmere lucht
  • = stijgende lucht
  • luchtdruk: rond 1000 hPa

Welk weertype hoort bij L?
  • Wolken
  • Neerslag
  • Koel in de zomer
  • Zacht in de winter
De natuur wil overal een gelijke druk creëren, daarom is er altijd een luchtstroom van een hoge drukgebied naar een lage druk gebied. Dit voel je als wind! Regel: Altijd van hoog naar laag!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoge druk 
Hoge druk
  • koudere lucht
  •  = dalende lucht
  • luchtdruk: rond 1020 hPa

Welk weertype hoort bij H?
  • Weinig bewolking
  • Weinig neerslag
  • Warm in de zomer
  • Koud in de winter
De natuur wil overal een gelijke druk creëren, daarom is er altijd een luchtstroom van een hoge drukgebied naar een lage druk gebied. Dit voel je als wind! Regel: Altijd van hoog naar laag!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar in het plaatje is het warm?
De lucht wil zichzelf aanvullen waar een tekort is. 

Schrijf op: Lucht stroomt dus altijd van HOGE DRUK NAAR LAGE DRUK. Dit noem je wind. Hoe hoger de luchtdrukverschillen, hoe harder het waait. 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar in het plaatje is het warm?
Hoe hoger de luchtdrukverschillen, hoe harder het waait.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Isobaren
Op deze kaart staan isobaren (lijnen).
De isobaren laten de luchtdruk zien.





  • Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe harder het waait.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
Maken opdracht 1,2,3 in je werkboek. 
blz 11, 12 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Windkracht, windsnelheid en windrichting 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De zon als motor: luchtdruk en wind
Windkracht, windsnelheid en windrichting 


  • Windkracht: meten met de schaal van Beaufort.
         van 0 Bft (windstil) tot 12 Bft (orkaan)

  • Windsnelheid: meten met een windmeter in m/s of km/u 
Een verschil in luchtdruk tussen gebieden zorgt voor wind. 
Isobaren dicht bij elkaar       groot verschil in luchtdruk        veel wind

Slide 18 - Tekstslide

Het weer = De toestand van de atmosfeer op een bepaald moment in een bepaald gebied

Atmosfeer = Luchtlaag om de aarde. Heet ook dampkring.

Zonkracht = De zonkracht is een maat voor de hoeveelheid uv-straling in het zonlicht die de aarde bereikt en heeft een waarde tussen 1 (zeer weinig uv-straling) tot 8 (Maximale hoeveelheid uv-straling). Heet ook wel uv-index

Uv- straling = Ultraviolette straling, een onderdeel van zonlicht (zonnestraling)

Bewolkingsgraad = Het percentage van de hemel dat met wolken is bedekt.
De zon als motor: luchtdruk en wind
Windkracht, windsnelheid en windrichting 
Windrichting: met een windroos
  • Zeewind / aanlandige wind = wind waait van zee naar land
  • Landwind / aflandige wind = wind waait van land naar zee

Slide 19 - Tekstslide

Het weer = De toestand van de atmosfeer op een bepaald moment in een bepaald gebied

Atmosfeer = Luchtlaag om de aarde. Heet ook dampkring.

Zonkracht = De zonkracht is een maat voor de hoeveelheid uv-straling in het zonlicht die de aarde bereikt en heeft een waarde tussen 1 (zeer weinig uv-straling) tot 8 (Maximale hoeveelheid uv-straling). Heet ook wel uv-index

Uv- straling = Ultraviolette straling, een onderdeel van zonlicht (zonnestraling)

Bewolkingsgraad = Het percentage van de hemel dat met wolken is bedekt.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattende herhaling paragraaf 3; de zon als motor: luchtdruk en wind.
* Wat is luchtdruk, hoe wordt het gemeten en isobaren.
* Wat is een lage luchtdruk ( minimum ) en kenmerken.
* Wat is hoge luchtdruk ( maximum ) en kenmerken.
* Wind waait altijd van hoge- naar lage luchtdruk.
* Wat is een depressie en hoe ontstaat dit?
* Windkracht 
* Windsnelheid
*Windrichting, aflandige- en aanlandige wind.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 

 Maken opdracht 4,5,6 blz 
12,13,14 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies