Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
111124 3.2 omdat/als
1 / 36
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
3.2 Omdat en als
Je leert zinnen maken met
omdat
en
als
.
Slide 2 - Tekstslide
Hoofdzinnen
In thema 1.7 heb je geleerd om een zin te maken met twee hoofdzinnen.
Volgorde van een hoofdzin:
Wie of wat
-
werkwoord
-
rest van de zin
-
tweede werkwoord
Ik
kan
vandaag niet werken
, want
ik
ben
ziek
.
Felix
is
moe
, maar
hij
kan
niet
slapen
.
Slide 3 - Tekstslide
Je maakt 1 zin van 2 hoofdzinnen
wie/wat
werkwoord
rest
---------------------------------------------------
Mijn opa
is
81
en
mijn oma
is
79
jaar
Slide 4 - Tekstslide
Je maakt 1 zin met 2 hoofdzinnen:
wie/wat
werkwoord
rest
2e werkwoord
-------------------------------------------------
Mijn moeder
is
ziek
,
dus
zij
gaat
niet
wandelen
Slide 5 - Tekstslide
Maak er 1 zin van
Ik kan vandaag niet werken.
Ik ben ziek.
Ik kan vandaag niet werken
want
ik ben ziek.
Slide 6 - Tekstslide
Bijzinnen
In een bijzin verandert de volgorde van de zin:
Het werkwoord staat op de laatste plaats wanneer je
omdat
of
als
gebruikt.
Ik
kan
vandaag niet werken
, omdat
ik
vandaag ziek
ben
.
We
gaan
naar Turkije
, als
we
vakantie
hebben
.
Slide 7 - Tekstslide
Om 1 zin te maken van 2 hoofdzinnen, gebruik je de woorden:
en, want, maar, dus, of
Het
eerste werkwoord
staat op de
tweede
plaats.
Slide 8 - Tekstslide
Je kunt ook één zin maken met een hoofdzin en een bijzin.
Kijk maar mee naar de video:
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Ze dragen geen jas, omdat het warm is.
Wat zijn de werkwoorden in deze zin? (2x)
Slide 11 - Tekstslide
Let op de plaats van het werkwoord!:
wie/wat
werkwoord
rest
-----------------------------------------------------------
Ze
dragen
vandaag geen jas
, omdat
wie/wat
rest
werkwoord
------------------------------------------------------------
het
warm
is
Slide 12 - Tekstslide
Omdat
Met
omdat
geef je een reden.
Wanneer iemand een vraag stelt met waarom, geef je antwoord met omdat.
Vraag: Waarom kom je niet naar het feest?
Antwoord:
Omdat
ik
die dag
moet werken
.
Slide 13 - Tekstslide
Als
Met als vertel je wanneer iets gebeurt.
Stelt iemand een vraag met wanneer? Dan kun je antwoord geven met als.
Vraag: Wanneer ga je uiteten?
Antwoord:
Als
ik
jarig
ben
.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Welk woord past in de zin?
Mijn moeder is ziek. Ik help haar ____ ik tijd heb.
A
omdat
B
als
Slide 16 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
Ik koop een pak koek voor haar, _____ ze dat lekker vindt.
A
omdat
B
als
Slide 17 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
Ik laat mijn hond uit, ____ hij moet plassen of poepen.
A
omdat
B
als
Slide 18 - Quizvraag
Mijn opa is 81 ... mijn oma is 79 jaar oud.
Wat past er op de ... ?
of
dus
en
want
Slide 19 - Tekstslide
Welk woord past in de zin?
We dragen vandaag geen jas, _____ het warm is.
A
omdat
B
als
Slide 20 - Quizvraag
Ik wil graag verhuizen, ... ik wil een huis met een tuin.
Wat past op de ...?
maar
want
dus
of
Slide 21 - Tekstslide
Welk woord kan op de ... ?
We hebben geen tuin, ... we hebben wel een balkon.
Slide 22 - Tekstslide
Maak er 1 hele zin van. Gebruik
dus
Mijn moeder is ziek.
Ze gaat niet wandelen.
Mijn moeder is ziek,
dus
zij gaat niet wandelen.
Slide 23 - Tekstslide
Simon gaat naar school, als hij 4 jaar is.
Wat is de wie/wat?
Slide 24 - Tekstslide
Welk woord past in de zin?
Ik koop koekjes voor haar, ... ze die lekker vindt.
Kies uit: want of omdat
Slide 25 - Tekstslide
Mijn dochter is 3. Ze gaat naar school, ... ze 4 jaar is.
Kies uit: - als - want - of - omdat
Slide 26 - Tekstslide
Hans ziet zijn zus niet zo vaak, omdat.... / woont / ze / in Engeland / .
Hans ziet zijn zus niet zo vaak, omdat
Slide 27 - Tekstslide
Hij gaat naar haar toe, ..... hij / vakantie / heeft / als / .
Hij gaat naar haar toe,
Slide 28 - Tekstslide
Maak de zin af:
Hij stuurt een kaartje, als ...
Slide 29 - Tekstslide
Zijn zus haalt hem op,
...... komt / hij / als / met het vliegtuig / .
Slide 30 - Tekstslide
Maak zelf de zin af:
Zij gaat naar de dokter, omdat ...
Slide 31 - Tekstslide
Maak de zin af:
Wij bakken pannenkoeken, omdat ...
Slide 32 - Tekstslide
Je kunt dus 1 zin maken van een hoofdzin en een bijzin.
Hiervoor gebruik je de woorden ALS en OMDAT.
omdat
geeft een
reden
aan
als
geeft aan
wanneer
Slide 33 - Tekstslide
Let op de volgorde van de woorden:
hoofdzin + hoofdzin:
Felix
is
blij
,
want
hij
mag
naar school
.
hoofdzin + bijzin:
We
gaan
naar Turkije
,
als
we
vakantie
hebben
.
Slide 34 - Tekstslide
Maak nu de opdrachten van 3.2
opdracht 18 t/m opdracht 21
Wat niet af komt in de les, is huiswerk!
Slide 35 - Tekstslide
Het lesdoel van vandaag was:
Na de les kunnen jullie de woorden
als
of
omdat
gebruiken om van 2 zinnen 1 hele zin maken (hoofdzin + bijzin).
Is dat gelukt?
Slide 36 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
3.2 omdat/als
April 2024
- Les met
35 slides
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Wi 1 A2 TC 3.2 Omdat en als
Maart 2024
- Les met
25 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Omdat en als
November 2023
- Les met
27 slides
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 2-4
Omdat en als
September 2024
- Les met
28 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
v3 Hoofdzinnen of bijzinnen?
November 2020
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
ddd
Januari 2017
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3,4
Zinnen maken - Bijzin + voegwoorden
Juni 2023
- Les met
25 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
1.4 Hoofdzinnen en bijzinnen - Bijzin vooraan in de zin
25 dagen geleden
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1