Bevolking en ruimte in Nederland 4.5 en Bevolking en ruimte in Duitsland5.1

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

Bevolking en ruimte in Nederland

4.5 Bronnen: Strijd om de ruimte

Terugblik vorige lessen

Urbanisatie

Agglomeraties groeien (bijna)  aan elkaar vast

Landbouw

Steden en dorpen die aan elkaar vastgroeien

Toename  welvaart en mobiliteit

Re-urbanisatie

Suburbanisatie

Een ander woord voor verstedelijking

Stedelijke gebied/ stedelijke zone

is de grootste ruimtegebruiker van Nederland.

Agglomeraties

Suburbanisatie mogelijk door :

het aantal inwoners van de stad neemt na vele jaren van bevolkingsafname weer toe.

de verstedelijking van het landelijk gebied door migratie vanuit de stad.

De leefbaarheid

Afname van bereikbaarheid

meerkernen groeimodel

Historische stadskern

Forensisme

Hoog

hangt af van: - de veiligheid , het onderhoud van de openbare ruimte en de voorzieningen

Gevolg van congestie

groei vanuit meerdere steden groei vanuit meerdere steden 

Oude binnenstad met monumenten (kerken) ,dicht op elkaar staande huizen: - kronkelig stratenpatroon

het heen- en weer reizen tussen woon- en werkplek.

In de historische stadskern is de  bebouwingsdichtheid 

4.5 Bronnen: Strijd om de ruimte

Hoofdvraag:

Welke invloed heeft de bevolkingsontwikkeling van Nederland op de inrichting?

§5 Anders Actief: Bronnen: Strijd om de ruimte

Deelvraag: Hoe richt je de ruimte in als daar te weinig van is, zoals rond Schiphol?

Leerdoelen

Je kunt beschrijven en verklaren hoe bij de (her)inrichting van gebieden veel verschillende dimensies (= manieren van kijken) een rol spelen.

Je kunt beschrijven en verklaren hoe er tussen die verschillende dimensies botsingen kunnen ontstaan.

Je kunt uitleggen waarom het in een dichtbevolkt gebied extra lastig is om een oplossing te vinden voor botsingen tussen verschillende belangen in de ruimtelijke ordening.

Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt antwoord geven op de deelvraag.

Je kent de volgende begrippen: bestemmingsplan, ruimtelijke ordening.

Je kunt de leerdoelen van deze paragraaf behalen.

Je beheerst de volgende vaardigheden: 9 Schaalniveaus, 10 Dimensies.

Maken

4.5: Bronnen: Strijd om de ruimte

opd: 1, 2,3,4,5 5abc-6abcdef 

  huiswerk: opd 7abc-8abcdef    

Duitsland

Thema 2 – Bevolking en ruimte Hoofdstuk 5 – Bevolking en ruimte in Duitsland

Hoofdvraag:

Welke invloed heeft de bevolkingsontwikkeling van Duitsland op de inrichting?

§1 Bevolkingsgroei in Duitsland

Deelvraag: Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling van Duitsland eruit in de periode 1950 tot 2060?

Thema 2 – Bevolking en ruimte Hoofdstuk 

5 – Bevolking en ruimte in Duitsland

Leerdoelen

Je kunt kenmerken noemen van de bevolkingsontwikkeling van Duitsland.

Je kunt de vier groepen immigranten noemen en de belangrijkste redenen geven waarom ze naar Duitsland zijn gekomen.

Je kunt de leeftijdsopbouw van Duitsland beschrijven en verklaren.

Je kunt beschrijven en verklaren wat er in de toekomst met de bevolkingsgroei van Duitsland gaat gebeuren.

Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt antwoord geven op de deelvraag.

Je kent de volgende begrippen: demografisch transitiemodel, migranten.

Je kunt de leerdoelen van deze paragraaf behalen.

Je beheerst de volgende vaardigheden: 8 Gebieden vergelijken en 13 Verbanden leggen

Maken

5.1:  Bevolkingsgroei in Duitsland

opdrachten : 1abc-2ab-3abc-4abcd          

huiswerk:   : 5abcd-6abc-7abcd-8ab

Vooruitblik

In de volgende les : 

Hoofdstuk 5 Bevolking en ruimte in Duitsland

§5.2  Regionale verschillen

Deelvraag: Waar in Duitsland groeit de bevolking, waar neemt die af en wat zijn de gevolgen daarvan voor de inrichting?

Leerdoelen

Je kunt beschrijven hoe Duitsland in twee staten was verdeeld.

Je kunt beschrijven welke verschillen er waren tussen oost en west.

Je kunt de gevolgen van die verschillen tussen oost en west beschrijven voor de bevolkingsontwikkeling en de voorzieningen in Oost-Duitsland.

Je kunt beschrijven en verklaren hoe de groei en krimp in de rest van Duitsland is verlopen.

Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt antwoord geven op de deelvraag.

Je kent de volgende begrippen: aantrekkingsfactor, afstotingsfactor, communistisch, kapitalistisch, staten.

Je kunt de leerdoelen van deze paragraaf behalen.

Je hebt in deze paragraaf geen vaardigheden geoefend.