Thema 1, week 3 Les 12 het voorvoegsel

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

lesdoel

Ik weet wat een voorvoegsel is en ik kan woorden met de voorvoegsels on-, be- en ge- herkennen en correct schrijven.

-on betekent: slecht/verkeerd/niet

Ken jij een woord dat begint met het voorvoegsel on-

Wat past er op de stippeltjes?

Ik vind de opdracht niet duidelijk maar............

1. onvriendelijk
2. ongevaarlijk
3. ongezellig
4. onduidelijk

Wat is het tegenovergestelde van
gevaarlijk?

Wat past er op de stippeltjes?

Hij is niet vriendelijk dus hij is............

1. onvriendelijk
2. ongevaarlijk
3. ongezellig
4. onduidelijk

Schrijf een woord op dat met het voorvoegsel -ge begint.

-ge : wordt gebruikt bij werkwoorden

Wat is het voorvoegsel van het onderstreepte woord?

Ik wordt vaak wakker van het gesnurk van mijn vader.

Wat past er op de stippeltjes?

Het treiteren houdt niet op. Ik wordt steeds ............

1. getrappeld
2. getrakteerd
3. getreiterd

Wel het voorvoegsel -ge

Geen voorvoegsel -ge

geblaas

geeuwen

geschreeuw

gelden

gevangen

graven

groeten

gemis

het klinkt als bu maar je schijft be

Schrijf een woord op dat met het voorvoegsel -be begint.

Wat is het voorvoegsel van het onderstreepte woord?

Ik begrijp  niet veel van de uitleg van de juf.

Wel het voorvoegsel -be

Geen voorvoegsel -be

bekleden

beschrijven

beestjes

bezem

betrappen

bezoeken

begroeten

beste

Welke drie voorvoegsel heb jij vandaag geleerd?

Sleep de voorvoegsel naar de stippen en maak drie goede woorden.

.....aardig

.....klap

.....danken

ge

on

be

Sleep de voorvoegsel naar de stippen en maak drie goede woorden.

.....scoord

.....voldoende

.....strijden

ge

on

be

Sleep de voorvoegsel naar de stippen en maak drie goede woorden.

.....mis

.....juist

.....schadigd

ge

on

be

aan het werk

 Thema 1, week 3

Les 12

Opgave 3

Opgave 2

Plussen

Weet je niet meer hoe het was lees dan opgave 1 nog een keer.