Primaire geslachtskenmerken-> Vanaf de geboorte aanwezig. Bv. Eierstokken, zaadballen, penis, vagina
Secundaire geslachtskenmerken-> Vanaf de puberteit. Bv. Ontwikkeling borstklieren, optreden menstruatie, spierontwikkeling
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Vrouwelijke geslachtsorganen
Onderscheid maken in
- Inwendig
- Uitwendig
Slide 7 - Tekstslide
Inwendige en uitwendig geslachtsorganen
Slide 8 - Tekstslide
Inwendige geslachtsorganen
Eierstokken
Eileiders
Baarmoeder
De schede
Slide 9 - Tekstslide
Eierstokken
LH en FSH is van invloed op de eierstokken
De eierstokken produceren oestrogeen en progesteron.
In de eierstokken rijpen de eicellen.
Slide 10 - Tekstslide
In de eierstok en baarmoeder
Slide 11 - Tekstslide
Eileider
Eicel rijpt in eierstok
Na eisprong in eileider
In de eileiders wordt de bevruchte eicel naar de baarmoeder getransporteerd door trilhaarepitheel. Dit duurt ongeveer 5 dagen.
Eicel blijft 1 dag in leven in eileider
Zaadcellen leven 3 dagen
Als er geen bevruchting is gaat eicel ten gronde in eileider
Overgang als geen nieuwe eicellen meer rijpen
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Baarmoeder
De uterus heeft een gespierde wand. Deze is aan de binnenkant bekleed met slijmvlies (endometrium).
De baarmoederhals verbindt de baarmoeder met de vagina. In de baarmoederhals bevindt zich een slijmprop die dient als blokkade voor bacteriën
Slide 15 - Tekstslide
Vagina
In de schede bevinden zich bacteriën. Zij zorgen
voor een lage PH (veel zuur). Dit geeft bescherming
tegen infecties.
Zaadvloeistof is basisch (alkalisch). Dit maakt het zure milieu in de vagina neutraal. Zo worden zaadcellen tijdens het transport door de schede niet gehinderd.
De schede/vagina kan door het maagdenvlies afgesloten zijn.
Slide 16 - Tekstslide
Les doelen
Aan het einde van de les ken je het verschil tussen inwendige en uitwendige geslachtsorganen
Aan het einde van de les weet je waar de bevruchting van een eicel plaatsvindt