In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Een histogram bestaat uit staven.
A
waar
B
niet waar
Slide 1 - Quizvraag
Een frequentiepolygoon is een lijndiagram.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Bij een histogram en ook bij een frequentiepolygoon staat bij de y-as altijd de frequentie.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Bij een frequentiepolygoon moeten de staven tegen elkaar aan staan.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Een frequentiepolygoon is alleen te gebruiken bij een kwantitatieve variabele.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Bij de relatieve frequentiepolygoon staat bij de y-as de frequentie in procenten
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
De cumulatieve frequentie is de frequentie opgeteld bij de vorige frequentie.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
De cumulatieve frequentie is de frequentie opgeteld bij alle vorige frequenties.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Een frequentiepolygoon bij relatieve cumulatieve frequenties heet een relatieve cumulatieve frequentiepolygoon.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
00:04
Wat bedoelt Menno met presentaties?
Hij heeft het hier over het presenteren van onderzoeksdata (onderzoeksgegevens).
Data wordt meestal overzichtelijk weergegeven in een diagram (grafiek, histogram, frequentiepolygoon of boxplot)
In plaats van presentatie wordt ook wel gesproken over representeren.
Slide 11 - Tekstslide
00:22
"Relatieve" betekent:
A
Absoluut
B
In procenten
C
Kwantitatief
D
Discreet
Slide 12 - Quizvraag
00:29
Bij welke relatieve cumulatieve frequentie moet je kijken voor de waarde van Q3?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 13 - Quizvraag
00:37
Wat is "cumulatief"?
A
Absoluut
B
Relatief
C
Opgeteld bij alle vorige frequenties
D
De staven staan tegen elkaar
Slide 14 - Quizvraag
00:54
Welke 5 kenmerken van de boxplot bedoelt Menno?
Slide 15 - Open vraag
01:15
Bij welke relatieve cumulatieve frequentie moet je kijken voor de minimale waarde?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 16 - Quizvraag
02:03
Bij welke relatieve cumulatieve frequentie moet je kijken voor de waarde van Q1 ?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 17 - Quizvraag
06:25
Schets nu in je schrift zelf de bijbehorende boxplot, maak er een foto van die je hier invoegt. Kijk daarna de video af om te zien of jouw boxplot goed is.