FA 2H1 LES 2 - le passé composé met avoir + être

Bonjour!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!

Slide 1 - Tekstslide

Que faire aujourd'hui?

1. Quiz: herhaling le présent + le futur proche
2. Uitleg le passé composé met avoir
3. Na de les zelf oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Kies le présent
A
J'ai marché
B
Ils marchent
C
Tu vas marcher

Slide 3 - Quizvraag

Welke tijd gebruik je als je het over het NU wilt hebben?
A
le présent
B
le futur
C
le passé composé

Slide 4 - Quizvraag

Kies le futur
A
J'ai marché
B
Ils marchent
C
Tu vas marcher

Slide 5 - Quizvraag

Met welke tijd druk je het verleden uit?
A
le présent
B
le futur
C
le passé composé

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke tijd hoort het werkwoord ''aller''?
A
le présent
B
le futur
C
le passé composé

Slide 7 - Quizvraag

Kies le passé composé
A
J'ai marché
B
Ils marchent
C
Tu vas marcher

Slide 8 - Quizvraag

Met welke tijd druk je de toekomst uit?
A
le présent
B
le futur
C
le passé composé

Slide 9 - Quizvraag

*** Le passé composé ***
Vertaal
J'ai dansé.
On a écouté de la musique.
Tu as fait les devoirs?
Ils ont marché 10 kilomètres.

Vraag: welk werkwoord is steeds onderstreept?

Slide 10 - Tekstslide

*** Le passé composé ***
Conclusie: het is belangrijk AVOIR (hebben) te kennen.

Vertaal deze nieuwe voorbeelden
Le loup est tombé dans la soupe.
Je suis arrivé à Groningue.
Tu es allé au cinéma.

Vraag: welk werkwoord is steeds onderstreept?

Slide 11 - Tekstslide

*** Le passé composé ***


Conclusie: het is belangrijk ÊTRE (zijn) en AVOIR (hebben) te kennen.


Slide 12 - Tekstslide

Welk werkwoord gebruik je het meest bij de passé composé?
A
être
B
avoir

Slide 13 - Quizvraag

être of avoir?

Je suis
A
être
B
avoir

Slide 14 - Quizvraag

être of avoir?

On a
A
être
B
avoir

Slide 15 - Quizvraag

être of avoir?

Ils sont
A
être
B
avoir

Slide 16 - Quizvraag

être of avoir?

Tu es
A
être
B
avoir

Slide 17 - Quizvraag

*** Le passé composé ***
STAP 1: AVOIR OF ÊTRE vervoegen

Slide 18 - Tekstslide

*** Le passé composé ***
                      STAP 2: VOLTOOID DEELWOORD toevoegen
                                      (Ik heb GESLAPEN/ GEFIETST/ONTBETEN)

MANGER (eten) --> MANGÉ (gegeten)
DORMIR (slapen) --> DORMI (geslapen)
RÉPONDRE (antwooorden) --> RÉPONDU (geantwoord)

 




Slide 19 - Tekstslide

*** Le passé composé ***
STAP 1: AVOIR OF ÊTRE vervoegen
STAP 2: VOLTOOID DEELWOORD toevoegen
 
(marcher)          Il ..............     .........................
(finir)                
(attendre)

 




Slide 20 - Tekstslide

*** Le passé composé ***
STAP 1: AVOIR (OF ÊTRE) vervoegen
STAP 2: VOLTOOID DEELWOORD toevoegen
 
(écouter)           J'ai ..........      ......écouté.....
(marcher)          Il ..............     ........................
(finir)                   Ils .............     .........................
(attendre)         Tu .............     .........................

 




Slide 21 - Tekstslide

*** Le passé composé ***
                     NOG ÉÉN DING: WANNEER GEBRUIK JE EIGENLIJK ÊTRE???

Dit mag je voorlopig onthouden: als je het werkwoord zijn gebruikt in het Nederlands, dan gebruik je het werkwoord être in het Frans.

Ik ben gevallen --> Je SUIS tombé
Jij bent gegaan --> Tu ES allé
Hij is aangekomen --> Il EST arrivé



 




Slide 22 - Tekstslide

*** Le passé composé ***
CHECK

- Ik weet wat de présent, de futur en de passé composé zijn.
- Ik weet hoe ik de regelmatige ww op -er vervoeg in de présent.
- Ik weet hoe ik de regelmatige ww op -er vervoeg in de futur.
- Ik weet hoe ik de regelmatige ww op -er, -ir en -re vervoeg in de passé composé.
- Ik weet wanneer ik avoir en wanneer ik être gebruiken moet bij de passé composé.

Huiswerk: leer de werkwoordrijtjes van être, avoir, aller (présent)

Slide 23 - Tekstslide

 Wat weten we nu?

1. We kunnen nu regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige , toekomende  en verleden tijd zetten.

2. We kennen de présent van aller, être en avoir.

Slide 24 - Tekstslide

*** Le passé composé ***

Slide 25 - Tekstslide

*** NIEUW ***

1. Onregelmatige werkwoorden en de passé composé

2. Uitgangen bij passé composé met être

Slide 26 - Tekstslide