Herhaling_G2A_voorzetselvoorwerp

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp begint met een voorzetsel (in, op, om, naar, met);
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden of bijvoeglijk naamwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, rekenen op, geven om, dol zijn op); 
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.
Voorbeelden
  • Ik ben niet tevreden met deze computer.  --> tevreden zijn met
  • Bianca houdt al meer dan tien jaar van Kevin. --> houden van
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp begint met een voorzetsel (in, op, om, naar, met);
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden of bijvoeglijk naamwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, rekenen op, geven om, dol zijn op); 
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.
Voorbeelden
  • Ik ben niet tevreden met deze computer.  --> tevreden zijn met
  • Bianca houdt al meer dan tien jaar van Kevin. --> houden van

Slide 1 - Tekstslide

VZV of BWB?
Als een zinsdeel begint met een voorzetsel en het heeft een figuurlijke betekenis, dan is het een voorzetselvoorwerp. Begint een zinsdeel met een voorzetsel en heeft het een letterlijke betekenis, dan is het een bijwoordelijke bepaling (tijd of plaats) .

1. Ik / reken / op lekker weer. 
2. Ik / reken / die som / uit / op mijn rekenmachine. 
3. Ik / wacht / op de trein.
4. Ik / wacht / op het perron.
  

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
haar
B
voor
C
voor de gevolgen
D
er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 3 - Quizvraag

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?

Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 4 - Quizvraag

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.
A
op straat= vzv
B
op straat = bwb

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling?

Slide 6 - Woordweb

Voorzetselvoorwerp

Begint met een voorzetsel dat een vaste combinatie is met het belangrijkste werkwoord in de zin.
Bijwoordelijke bepaling

Plaats of tijd
Het voorzetsel is makkelijk te vervangen door een ander voorzetsel.

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen
Benoem bij de volgende zinnen het voorzetselvoorwerp als het in de zin staan.

Geen vzv? Vul dan 'geen' in.

Slide 8 - Tekstslide

In de Romeinse tijd moest het publiek over het lot van de verslagen gladiator beslissen.

Slide 9 - Open vraag

wel een vv
In de Romeinse tijd | moest | 
het publiek | over het lot van de verslagen gladiator | beslissen.

Slide 10 - Tekstslide

De winkels zullen tijdens de koopavond in februari tot half 10 geopend zijn.

Slide 11 - Open vraag

Geen vv (bwb)
De winkels | zullen | tijdens de koopavond in februari | tot half 10 | geopend zijn.

Slide 12 - Tekstslide

De feestelijke huldiging liep uit op een vechtpartij tussen supporters en politie.

Slide 13 - Open vraag

wel een vv
De feestelijke huldiging | liep uit | 
op een vechtpartij tussen supporters en politie.

Slide 14 - Tekstslide