kopen en werken hoofdstuk 5 deel 2

Economie


resultatenrekening + herhaling

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Economie


resultatenrekening + herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
- Uitleggen wat een resultatenrekening is.
- Het kennen van indeling van de resultatenrekening 
- De uitzonderingen van de resultatenrekening benoemen
- Het rekenen met btw

Slide 2 - Tekstslide

Balans

Slide 3 - Tekstslide

De balans
Ondernemingen en andere organisaties stellen minstens één keer per jaar een balans op, vaak aan het einde van het jaar. De balans geeft een financieel overzicht van de onderneming/ organisatie op een bepaald moment .
Een balans is altijd in evenwicht

Slide 4 - Tekstslide

Op de balans staan:
A
Voorraad grootheden
B
Stroomgrootheden

Slide 5 - Quizvraag

De balans
  • Links/debet/activa:
-Vaste activa 
-vlottende activa 
- liquide middelen

  • Rechts/credit/passiva:
- eigen vermogen
- vreemd vermogen lang 
- vreemd vermogen kort

Slide 6 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een bezit die bij de vaste activa hoort

Slide 7 - Open vraag

Sleep de namen naar de juiste plek op de balans
Debetzijde
Creditzijde
Vaste activa
Vlottende activa
Liquide middelen
Vreemd vermogen lang
Vreemd vermogen kort
Voorraad
Auto
Eigen vermogen
Lening
Crediteuren
Bank

Slide 8 - Sleepvraag

Een debiteur betaalt Janneke per bank. De balansposten die veranderen..
A
debiteur+ bank -
B
debiteur - bank +
C
debiteur - kas +
D
debiteur + kas -

Slide 9 - Quizvraag

Pieter lost per bank 500 euro af op zijn hypothecaire lening
A
bank - 500 hyp lening + 500
B
bank +500 hyp lening +500
C
bank - 500 hyp lening - 500
D
bank - 500 bedrijfspand - 500

Slide 10 - Quizvraag

Levi betaalt zijn crediteuren met contant (cash) geld
A
kas - crediteuren -
B
kas - crediteuren +
C
bank - crediteuren -
D
bank - crediteuren +

Slide 11 - Quizvraag

Senna doet een afschrijving op haar inventaris
A
inventaris + bank +
B
inventaris + eigen vermogen -
C
inventaris - bank -
D
inventaris - eigen vermogen -

Slide 12 - Quizvraag

Lieke koopt online een elektrische scooter om sushi rond te brengen
A
transportmiddelen - bank -
B
transportmiddelen + bank -
C
transportmiddelen + bank +
D
transportmiddelen - eigen vermogen -

Slide 13 - Quizvraag

Kaja betaalt rente (500 euro) per bank over zijn hypothecaire lening
A
bank - eigen vermogen +
B
bank - hypo lening -
C
kas - eigen vermogen -
D
bank - eigen vermogen -

Slide 14 - Quizvraag

Romee betaalt haar personeel per kas
A
personeel - kas -
B
kas - personeel +
C
kas - eigen vermogen -
D
kas - lening-

Slide 15 - Quizvraag

Luuk verkoopt op rekening voor
€ 2500 aan goederen.
De inkoopwaarde was € 2000.
A
debiteuren- kas+
B
voorr goed + 2000 debiteuren - 2500
C
voorr goed -2000 bank + 2500 EV +500
D
debiteuren+ 2500 voorr goederen - 2000 EV +500

Slide 16 - Quizvraag

ik betaal mijn crediteuren (kvv) per bank (liquide activa)
A
bank + crediteuren +
B
bank - crediteuren -
C
bank + crediteuren -
D
bank - crediteuren +

Slide 17 - Quizvraag

Hidde doet giraal een aflossing op zijn 8% lening.
A
bank - 8% lening -
B
kas - 8% lening -
C
bank - 8% lening +
D
bank - eigen vermogen -

Slide 18 - Quizvraag

Samengevat..
De balans is een overzicht van alle bezittingen (activa), eigen vermogen en vreemd vermogen van een onderneming (hoe is het gefinancierd).

Een mutatiebalans is een deelbalans waarin alleen de balansposten (met bedragen) gemeld staan die veranderen door een financiële transactie.

Slide 19 - Tekstslide

De resultatenrekening
Is een overzicht van kosten en opbrengsten  winst (of verlies) over een bepaalde periode. 

We noemen de resultatenrekening ook wel de winst- en verliesrekening.

In de resultatenrekening vind je stroomgrootheden; gemeten over een bepaalde periode

Slide 20 - Tekstslide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde
huurkosten
rentekosten
loonkosten
afschrijvingskosten
etc etc
(winst) 
omzet 





(eventueel verlies)
totaal
totaal

Slide 21 - Tekstslide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde         5000
huurkosten               2000
rentekosten                 500
loonkosten                3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten          1000
(winst)                          .......
omzet                  14.500





(eventueel verlies)
totaal           € 14.500
totaal            € 14.500

Slide 22 - Tekstslide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde         5000
huurkosten               2000
rentekosten                 500
loonkosten                3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten          1000
(winst)                          2500
omzet                  14.500





(eventueel verlies)
totaal                       € 14.500
totaal                  € 14.500

Slide 23 - Tekstslide

Aandachtspunten
- Inkopen komen pas op de resultatenrekening te staan als het product weer wordt verkocht. Pas dan is er sprake van kosten (daarvoor is er alleen maar sprake van het ene bezit (geld) verruilen voor het andere bezit (goederen)
- Aflossingen zijn geen kosten maar wel uitgaven

- Afschrijvingen zijn kosten maar geen uitgaven

- Verkopen worden geboekt als het product wordt verkocht aan een klant, niet wanneer ze worden betaalt. Dus ook als de klant nog niet heeft betaald komt de verkoop op de resultatenrekening te staan.

Slide 24 - Tekstslide

Staat het op de resultatenrekening?
Nee
Ja
Ja, maar niet direct
Aflossing lening
verkoop op rekening
Inkopen 

Slide 25 - Sleepvraag

aan de slag!
Maken 5.19 t/m 5.22

Slide 26 - Tekstslide