To be & to have
1 / 15
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
(to) BE - ZIJN
Welke verkorte vorm van het woord hoort in welk vakje?
Sleep de woorden naar het juiste vakje.
'm
're
's
I
you
she
he
it
we
they
Slide 5 - Sleepvraag
(to) HAVE - HEBBEN
Welke korte vorm van het woord hoort in welk vakje?
Sleep de woorden naar het juiste vakje.
've
's
I
you
she
he
it
we
they
Slide 6 - Sleepvraag
AM
ARE
IS
you
we
they
he
I
she
it
Tim
Janine
Britt &
Thomas
Slide 7 - Sleepvraag
Welk woord hoort in welk vakje?
Sleep de woorden naar het goede vakje.
wij
zij
jij
ik
hij
het
ze
I
you
she
he
it
we
they
Slide 8 - Sleepvraag
(to) HAVE - HEBBEN
Welke korte vorm van het woord hoort in welk vakje?
Sleep de woorden naar het juiste vakje.
've
's
I
you
she
he
it
we
they
Slide 9 - Sleepvraag
Vul in:
I have a cat. It's .... cat.
I have a cat. It's .... cat.
Slide 10 - Woordweb
Vul in:
My father has a new car. It is ...... car.
My father has a new car. It is ...... car.
Slide 11 - Open vraag
She ....... (to have got) a pink umbrella.
A
has got
B
have got
C
has
D
have
