LEZEN 2

Text 1: Meine Katze Molli

Ik heb een tekst voor jullie uitgezocht. Je krijgt de tekst met de vragen op papier. De vragen moet je echter in deze Lesson up maken. 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Text 1: Meine Katze Molli

Ik heb een tekst voor jullie uitgezocht. Je krijgt de tekst met de vragen op papier. De vragen moet je echter in deze Lesson up maken. 

Slide 1 - Tekstslide

Strategie: voorspellen
Voordat je een tekst gaat lezen: lees de titel en de inleiding en bekijk de afbeelding. Ze geven informatie over het onderwerp. Zo vorm je je een idee van de inhoud van de tekst. 

Slide 2 - Tekstslide

Stappenplan voorspellen
Stap 1: Kijk naar de afbeeldingen en de titel. 
Stap 2: Lees de titel, de ondertitel en de tussenkopjes. Let op afwijkend gedrukte woorden. Kijk ook naar de lengte en de bron van de tekst. 
Stap 3: Kijk naar de opmaak van de tekst. Vaak zie je aan de opmaak al om wat voor een soort tekst het gaat (bijvoorbeeld een krantenartikel, forumbericht, e-mail, brief). 

Slide 3 - Tekstslide

Lees de titel en de inleiding en bekijk de afbeelding.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zie je op de afbeelding?

Slide 5 - Woordweb

Vertaal de titel

Slide 6 - Woordweb

Welke zin geeft het best de inhoud van de inleiding weer?
A
Als Molli 's ochtends weer thuiskomt, is haar vacht zacht als fluweel
B
Als Molli 's avonds thuiskomt, voelt ze zich bij haar baasje op haar gemak.
C
Het baasje van Molli heeft veel vertrouwen dat de kat weer thuiskomt.

Slide 7 - Quizvraag

Waarover denk je dat de tekst zal gaan? Noteer enkele voorspellingen.

Slide 8 - Open vraag

Beantwoord de vragen..
Lees nog eens de inleiding (Einleitung)
en lees alinea 1 (1. Absatz).

Slide 9 - Tekstslide

1) Was machen die Einleitung und der 1. Absatz deutlich?
A
Die Nachbarn passen manchmal auf Molli auf.
B
Karin hat Molli geschenkt bekommen.
C
Karin und Molli haben sich zufällig angefreundet.
D
Molli ist schon mal mehrere Tage weggeblieben.

Slide 10 - Quizvraag

2) Welche Aussage über Karin stimmt mit dem Inhalt des 1. Absatzes überein?
A
Sie dachte, dass Molli ihre Blumer zerstören würde.
B
Sie fühlte sich in ihrem neuen Haus viel wohler als vorher.
C
Sie war froh, dass sie endlich mehr Freizeit hatte.
D
Sie war glücklich darüber, dass Molli vorbei kam.

Slide 11 - Quizvraag

Als je een antwoord fout had,
hoe kwam dit dan?

Slide 12 - Woordweb

Moet je open vragen
in het Nederlands of in het Duits beantwoorden,
of mag je dit zelf weten?

Slide 13 - Woordweb

3) "... denn Karin hatte sich zu Hause verkrochen." (begin van alinea 2) Waarom deed ze dat?

Slide 14 - Open vraag

4) Meine Katze Molli (titel).
In alinea 2 staan nog andere woorden waarmee de kat Molli bedoeld wordt. Schrijf er 2 in het Duits op. Let op: Katze en Molli tellen niet mee.

Slide 15 - Open vraag

Stappenplan hoofdgedachte vinden

Stap 1: Kijk naar de titel. Die beval al vaak de kern van de inhoud van de tekst. 
Stap 2: Lees de eerste en de laatste zin van de tekst. Die bevatten belangrijke informatie.
Stap 3: Heeft de tekst meerdere alinea's? Lees de eerste zin van elke alinea. Deze beginzin geeft vaak veel informatie. 
Stap 4: Lees het slot van de tekst. De hoofdgedachte staat vaak in het slot. Het is meestal een mening of een conclusie over het onderwerp. 

Slide 16 - Tekstslide

Text 2:
Aus der Reihe "Stars und Sport"
Ik heb een tekst voor jullie uitgezocht. Je krijgt de tekst met de vragen op papier. De vragen moet je echter in deze Lesson up maken. 

Slide 17 - Tekstslide

Vat de inhoud van alinea 1 in één zin samen.

Slide 18 - Open vraag

Lees alinea 2 van de tekst
en markeer belangrijke woorden.
Schrijf er hier een aantal op.

Slide 19 - Woordweb

Lees alinea 3 van de tekst
en markeer belangrijke woorden.
Schrijf er hier een aantal op.

Slide 20 - Woordweb

Moet je open vragen
in het Nederlands of in het Duits beantwoorden,
of mag je dit zelf weten?

Slide 21 - Woordweb

1) Elly sport heel veel en ze zegt dat ze daar veel aan heeft.
Welk voordeel van sporten noemt ze in alinea 1?

Slide 22 - Open vraag

2) Welche Aussage über Elly stimmt inhaltlich mit dem 2. Absatz überein?
A
Sie begann mit Sport, weil sie abnehmen wollte.
B
Sie läuft, obwohl es ihr keinen Spaß macht.
C
Sie treibt kaum Sport während einer Tournee.
D
Sie wählte anfangs bewusst eine Sportrichtung.

Slide 23 - Quizvraag

3) Warum arbeitet Elly mit dem Sportartikelanbieter Nike zusammen? (Absatz 3)
A
Sie erwartet, dadurch noch berühmter zu werden.
B
Sie glaubt an die Qualität der Produkte dieser Firma.
C
Sie hofft, dadurch mehr Leute zum Sport anzutreiben.
D
Sie kann dort endlich ihren Traum als Designerin leben.

Slide 24 - Quizvraag

Als je een antwoord fout had,
hoe kwam dit dan?

Slide 25 - Woordweb

Waar loop je het meest tegenaan bij leesteksten?

Slide 26 - Woordweb

Hoe zou je je het liefst voorbereiden op de leestoets in de toetsweek?

Slide 27 - Woordweb

Stappenplan meerkeuzevragen

Stap 1: Lees eerst de vraag en bedenk de antwoordalternatieven.
Stap 2: Vertaal de vraag voor jezelf. Gebruik zo nodig een woordenboek.
Stap 3: Zoek het bijbehorende stuk tekst op en lees het. 
Stap 4: Formuleer in je hoof het antwoord op de vraag.
Stap 5: Kies het antwoord dat het best bij jouw antwoord past. Streep die zeker fout zijn door. (Meestal twee van de vier zijn onzinantwoorden.) 

Slide 28 - Tekstslide

Stappenplan Juist/onjuist-vragen

Stap 1: Lees de beweringen één voor één door. 
Stap 2: Markeer de kernwoorden in de beweringen.
Stap 3: Vergelijk elke bewering met de tekst.
Stap 4: Noteer achter de bewering of deze wél of niet overeenkomt met de tekst. 

Slide 29 - Tekstslide

Stappenplan gatentekstvragen

Stap 1: Lees de vraag.
Stap 2: Bepaal de woordsoort van het in te vullen woord. (werkwoord, zelfstandig naamwoord, voegwoord enz.)
Stap 3: Lees de twee zinnen die vóór de open plek staan en twee zinnen die ná de open plek staan. (Dus niet de hele alinea of de hele tekst.)
Stap 4: Kijk of er signaalwoorden in de buurt van de open plek staan. Deze woorden kunnen je helpen om het juiste in te vullen woord te vinden 

Slide 30 - Tekstslide