FormulerenH3enH4_vwo3

Formuleren
Toets over H3 en H4
- Verwijswoorden 
- Foutieve beknopte bijwoordelijke bijzin
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren
Toets over H3 en H4
- Verwijswoorden 
- Foutieve beknopte bijwoordelijke bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Verwijswoorden
het-woorden --> onzijdig
de-woorden --> mannelijk OF vrouwelijk

De gevangenis en haar/zijn gevangenen.

Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden
Naar zn
verwijs je met:
en:
e.v. mannelijk
hij, hem, zijn
deze, die
e.v. vrouwelijk
zij, ze, haar
deze, die
e.v. onzijdig
het, zijn
dit, dat
m.v.
zij, ze, hen, hun
deze, die

Slide 3 - Tekstslide

Vrouwelijk uitgangen
- heid
- ie
- nis
- ij
- ing
- iek
- st
- theek
- schap
- teit
- te
- uur
- de

Slide 4 - Tekstslide

Welk verwijswoord?
1. De bibliotheek informeerde ... leden over de sluiting tijdens de coronacrisis.

2. Het pionnetje ... daar stond was omgewaaid.

3. De auto ... daar staat moet nodig gewassen worden. 

Slide 5 - Tekstslide

hen/ hun?

Slide 6 - Woordweb

dieren/ dingen vs. mensen
daar/ waar + voorzetsel (daarvan, waarover etc.)
Verwijzen naar dieren en dingen.
De hond waarover ik vertelde.
voorzetsel + wie
Verwijzen naar mensen
Anne, over wie ik je laatst vertelde, gaat een jaar naar Zuid-Afrika.

Slide 7 - Tekstslide

wat/ dat?
wat
- verwijzen naar: datgene, dat, alles, iets, niets en het enige.
- verwijzen naar een overtreffende trap
- verwijzen naar een hele zin.
Het mooiste wat ik heb gelezen.
dat
zelfstandig naamwoord
Het mooiste boek dat ik heb gelezen.

Slide 8 - Tekstslide

hen/ hun?
hen
Als lijdend voorwerp:
Toen ik hen zag.
Na een voorzetsel:
Ik gaf een cadeau aan hen.
hun
Bezittelijk voornaamwoord:
Het was hun auto.
Als meewerkend voorwerp (zonder voorzetsel ervoor):
Ik gaf hun een cadeau.

Slide 9 - Tekstslide

De universiteit geeft ... studenten momenteel online lessen.

Slide 10 - Open vraag

De wolvin geeft ... pasgeboren wolfjes melk.

Slide 11 - Open vraag

De ezel ... daar in de stal staat, stond gisteren nog in de wei.

Slide 12 - Open vraag

Het gaat zeer slecht met de natuur. We moeten ... beschermen.

Slide 13 - Open vraag

Venetië is met ... gondels een van de meest romantische steden.

Slide 14 - Open vraag

Dat meisje ... ik stond te praten is nu mijn vriendin.

Slide 15 - Open vraag

Het feestje ... ik tweehonderd ballonnen heb opgeblazen, ging niet door

Slide 16 - Open vraag

Met ... (hen/hun) is het altijd gezellig.

Slide 17 - Open vraag

Het schaap ... daar staat te grazen wordt morgen geschoren.

Slide 18 - Open vraag

... (hen/hun) werd gevraagd de voeten van de tafel te halen.

Slide 19 - Open vraag

Het meisje en ... vriend aten samen een ijsje in het park.

Slide 20 - Open vraag

Beknopte bijzin
Bijwoordelijke bijzin
Terwijl ik uit het raam keek, dacht ik aan mijn huiswerk.

Beknopte bijwoordelijke bijzin
Uit het raam kijkend, dacht ik aan mijn huiswerk.



Slide 21 - Tekstslide

Foutieve beknopte bijzin
Bijwoordelijke bijzin
Terwijl ik uit het raam keek, viel er een dakpan van het dak.

Foutieve beknopte bijwoordelijke bijzin
Uit het raam kijkend, viel er een dakpan van het dak.



Slide 22 - Tekstslide

Foutieve beknopte bijzin
Een beknopte bijzin is foutief als het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin niet overeenkomt met het onderwerp van de hoofdzin!

Door hem opnieuw af te stellen reed de scooter weer prima.
Onderwerp hoofdzin: de scooter (reed)
Verzwegen onderwerp bijzin: NIET de scooter



Slide 23 - Tekstslide

Wandelend door het veld sprong er een kraai op hem af.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quizvraag

Lezend in een stoel, sloeg de wind tegen de ruiten.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Na een uur huiswerk gemaakt te hebben, ging ze de stad in.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Denkend aan die leuke date, ging de natuurkundeles snel voorbij.
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

Denkend aan die leuke date, belde ze haar vriendin.
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Oefenen via online methode
Bibliotheek in It's Learning


Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk deze week:
- oefenen met spelling en formuleren via methodesite
- Maken opdrachten leesvaardigheid H5

Slide 30 - Tekstslide