Je leert verwijswoorden op een goede manier gebruiken.
Slide 2 - Tekstslide
Onze boot is gerepareerd. De boot was stuk. De boot brachten we naar een goede garage. Bij de garage hebben ze de boot erg netjes gemaakt. De boot zinkt nu niet meer naar de bodem. We kunnen nu weer met onze boot varen.
Slide 3 - Tekstslide
Michelle is blij. Michelle heeft 8 euro verdiend.
Michelle is blij. Ze heeft 8 euro verdiend.
Slide 4 - Tekstslide
Verwijswoorden
het-woorden
onzijdig
het, zijn
dat, dit
de-woorden
mannelijk
hij, hem, zijn
die, deze
vrouwelijk
zij, ze, haar
die, deze
meervoud
zij, ze, hun
die, deze
Slide 5 - Tekstslide
Rotterdam heeft ...... grote drugsprobleem nog niet opgelost.
Slide 6 - Tekstslide
Als je oud meubilair kwijt wilt, moet je ...... bij het grof vuil zetten
Slide 7 - Tekstslide
Het schilderij 'De Nachtwacht' zal ...... plaats in het Rijksmuseum wel behouden
Slide 8 - Tekstslide
Waar laten we die dozen met oude rommel? We zullen ...... maar op zolder zetten.