4 naamvallen ADJEKTIVE TEIL 1 met der- en ein-groep

Uitleg Adjektiv
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV
- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)
                                                   Der schöne Bär.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Uitleg Adjektiv
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV
- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)
                                                   Der schöne Bär.

Slide 1 - Tekstslide

Der-Gruppe
Ein- Gruppe
mein
ein
dein
kein
sein
ihr
unser
euer
Ihr
der
die
das
dies-
jen-
jed-
all-
manch-
solch-
welch-

Slide 2 - Sleepvraag

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een Adjektiv?
een Adjektiv = een bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord...
 zegt iets over een zelfstandig naamwoord; 
betreft vaak een eigenschap of een kenmerk;
staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord.


Voorbeeld: Mijn oom heeft een mooie auto. 
Auf Deutsch: Mein Onkel hat ein schönes Auto.

Slide 5 - Tekstslide

Let op: de uitgangen van het Adjektiv zijn altijd
 -en,
 behalve bij drie (onverbogen) vormen
=
ook wel woordenboek-vormen genoemd
na "der" mannelijk -e
na "die" vrouwelijk -e
na "das" onzijdig   -e

na "ein" mannelijk  -er
na "eine" vrouwelijk -e
na "ein" onzijdig     -es

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe
Bijvoeglijk naamwoord:
"der" - groep
d-  dies-  jen-  jed-  manch-  solch-
welch- all-

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe
Bijvoeglijk naamwoord:
"ein"- groep
ein-  kein-  
mein-  dein-  sein-  ihr-  sein-
unser-  euer-  ihr-  Ihr-

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv in het Duits ?
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 9 - Quizvraag

In welke naamval(en) komt deze meestvoorkomende uitgang -en ALTIJD voor ?
A
1e en 2e naamval
B
2e en 3e naamval
C
3e en 4e naamval
D
1e en 4e naamval

Slide 10 - Quizvraag

Waar komt de uitgang -en in beide schema's NIET voor ?
A
mannelijk 1e vrouwelijk 1e onzijdig 1e
B
mannelijk 4e vrouwelijk 4e onzijdig 4e
C
mannelijk 4e vrouwelijk 1e onzijdig 1e
D
vrouwelijk 4e onzijdig 1e meervoud 1e

Slide 11 - Quizvraag

Waar komt de meestvoorkomende uitgang -en UITSLUITEND voor ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 12 - Quizvraag

Samengevat: Adjektiv na "der"

Je hoeft dus alleen maar op te letten bij 
mannelijk:  der   -e  (uitgang Adjektiv)
vrouwelijk:   die    -e   (uitgang Adjektiv)   onzijdig:    das   -e  (uitgang Adjektiv)

Slide 13 - Tekstslide

Samengevat: Adjektiv na "ein"
Je hoeft dus alleen maar op te letten bij  
mannelijk:  ein    -er  (uitgang Adjektiv) 
vrouwelijk: eine    -e (uitgang Adjektiv) 
     onzijdig: ein    -es (uitgang Adjektiv)

Slide 14 - Tekstslide

Er trägt meinen blau... Pulli (m).
A
e
B
er
C
en
D
em

Slide 15 - Quizvraag

Ich habe diese braun... Schuhe (mv).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 16 - Quizvraag

Wir fahren mit einem rot..... Boot (o).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 17 - Quizvraag

Mein Bruder hat ein gelb...... T-Shirt (0) bekommen.
A
-en
B
-es
C
-e
D
-er

Slide 18 - Quizvraag

Durch die rot... Hose (v) siehst du hübsch aus!
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 19 - Quizvraag

Ein groß..... Mann kaufte ein Eis.
A
-en
B
-e
C
-es
D
-er

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Hoe leer je dat?
Je kunt een

S L E U T E L

tekenen in het schema!

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld:
Ein ...  groß... Haus gefällt mir gut!

=> geslacht van 'Haus' ?
=> naamval van het zinsdeel?

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld:
=> geslacht van 'Haus' ?    das Haus - onzijdig
=> naamval van het zinsdeel?  onderw. = 1e nvl.

                Ein- großes Haus gefällt mir!

Slide 25 - Tekstslide

Jetzt du!

Slide 26 - Tekstslide

Ein ... jung... Frau hat uns geholfen.
A
- -e
B
- -es
C
-en -en
D
-e -e

Slide 27 - Quizvraag

Ich habe diese braun... Schuhe (mv).
A
-e
B
-en
C
-er
D
-em

Slide 28 - Quizvraag

Er trägt meinen blau... Pulli (m).
A
-e
B
-er
C
-en
D
-em

Slide 29 - Quizvraag

Mein Bruder hat ein gelb...... T-Shirt (0) bekommen.
A
-en
B
-es
C
-e
D
-er

Slide 30 - Quizvraag

Ein groß..... Mann kaufte ein Eis.
A
-en
B
-e
C
-es
D
-er

Slide 31 - Quizvraag

Lesdoel bereikt?
Je kunt het uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord toepassen.
A
Ja, ik kan het! Ben me zeker!
B
Nee, ik snap het niet!
C
Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
D
Ja, ik denk het wel!

Slide 32 - Quizvraag

Einde

Slide 33 - Tekstslide