1.3 Australië in de atlas

Wat heb je nodig?
- Laptop (dicht op tafel)
- Lesboek
- Aantekeningen schrift
- Pen/potlood
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat heb je nodig?
- Laptop (dicht op tafel)
- Lesboek
- Aantekeningen schrift
- Pen/potlood

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  • het verschil uitleggen tussen een thematische kaart en een overzichtskaart
  • met het begrip bevolkingsdichtheid uitleggen wanneer een gebied dichtbevolkt of dunbevolkt is
  • kan je beschrijven waar in Australië de bevolkingsdichtheid hoog is en waar laag

Slide 4 - Tekstslide

Soorten kaarten
Twee soorten kaarten:

Overzichtskaart = overzicht van een bepaald gebied.

Met wegen, spoorlijnen, meren, bergen, woestijnen

Slide 5 - Tekstslide

Soorten kaarten
Twee soorten kaarten:

Thematische kaart = over een onderwerp (thema).

Klimaat, talen, bevolkingsdichtheid.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling: wat betekent bevolkingsdichtheid?

Slide 11 - Woordweb

Wat is de regel om bevolkingsdichtheid te berekenen?

Slide 12 - Woordweb

Bevolkingsdichtheid
In Australië komen gebieden voor met een hoge en een lage bevolkingsdichtheid.

Grote steden: dichtbevolkt = veel mensen per km2

Hoge woontorens in het centrum van Sydney: bevolkingsdichtheid van >1.200 inwoners per km².
Vrijstaande huizen en rijtjeshuizen buiten het  centrum: lagere bevolkingsdichtheid.


Slide 13 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid
Buiten de grote steden en in de outback (het binnenland): Dunbevolkt. = weinig mensen per km2

In Outback vaak minder dan 1 inwoner per km².



Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag:
Wat?
§1.3 Opdrachten: 
        Herhaling:  
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Noteer in je schrift de begrippen met de betekenis
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  • het verschil uitleggen tussen een thematische kaart en een overzichtskaart
  • met het begrip bevolkingsdichtheid uitleggen wanneer een gebied dichtbevolkt of dunbevolkt is
  • kan je beschrijven waar in Australië de bevolkingsdichtheid hoog is en waar laag

Slide 16 - Tekstslide

Welke twee soorten kaarten zijn er in de aardrijkskunde?
A
wegenkaarten + thematische kaarten
B
overzichtskaarten + thematische kaarten
C
bergkaarten + overzichtskaarten
D
wegenkaarten + bergkaarten

Slide 17 - Quizvraag

Dit is een
A
overzichtskaart
B
thematische kaart

Slide 18 - Quizvraag

De kaart op de achtergrond is een?
A
Thematische kaart
B
Overzichtskaart

Slide 19 - Quizvraag

Een thematische kaart geeft alle informatie over een gebied.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Een thematische kaart gaat over één onderwerp.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag


Hoe reken je de bevolkingsdichtheid van een land uit?
A
aantal km2 gedeeld door aantal inwoners
B
aantal m2 gedeeld door aantal inwoners
C
aantal inwoners gedeeld door aantal m2
D
aantal inwoners gedeeld door aantal km2

Slide 22 - Quizvraag

Opruimen
Stoelen op tafel
Ramen dicht
Scherm omhoog
Spullen opruimen
 Stoelen aanschuiven
Wachten tot de bel gaat op je plek

Slide 23 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
- Laptop (dicht op tafel)
- Lesboek
- Aantekeningen schrift
- Pen/potlood

Slide 24 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • weet je waar je de inhoudsopgave, de bladwijzer, de registers en de legenda's in de atlas kan vinden en waarvoor je ze kan gebruiken

Slide 25 - Tekstslide

Hoe ziet een kaart in de atlas eruit?
Altijd een kaartblad  = bladzijdenummer

Meerdere kaarten op één bladzijde? Dan gebruiken we ook letters

Kaart van Nederland over Visserij: 54F 
Bladzijde 54 - kaart F

Slide 26 - Tekstslide

Hoe ziet een kaart in de atlas eruit?
Bij een grote kaart zijn er hulplijnen = kaartvakken (licht blauwe lijnen) 

In rood genummerd:
Van boven naar beneden: 1,2,3
Van links naar rechts: A,B,C

Handig voor opzoeken van topografische plaatsen op kaarten
In welk kaartvak ligt Algiers?
Algiers ligt in kaartvak D3

Slide 27 - Tekstslide

Hoe gebruik je de atlas?
4 belangrijke onderdelen:

  1. Bladwijzer - als je ongeveer weet waar een plaats of gebied ligt.
    Voorin de atlas

  2. Inhoudsopgave
  3. Topografisch register
  4. Trefwoordenregister

Slide 28 - Tekstslide

Hoe gebruik je de atlas?
4 belangrijke onderdelen:

  1. Bladwijzer
  2. Inhoudsopgave - als je de titel van de kaart weet
    Blz 2-5
  3. Topografisch register
  4. Trefwoordenregister

Slide 29 - Tekstslide

Hoe gebruik je de atlas?
4 belangrijke onderdelen:

  1. Bladwijzer
  2. Inhoudsopgave
  3. Topografisch register -  naam van een plaats/gebergte/rivier 
    Blz 268-293  = alfabetische volgorde
  4. Trefwoordenregister

Slide 30 - Tekstslide

Hoe gebruik je de atlas?
4 belangrijke onderdelen:

  1. Bladwijzer
  2. Inhoudsopgave
  3. Topografisch register
  4. Trefwoordenregister = als je op een onderwerp wilt zoeken
    Blz 294 = alfabetische volgorde

Slide 31 - Tekstslide

Samen oefenen
  1. Welke kaart gebruik je om te kijken waar Poole ligt?
  2. Welke kaart gebruik je als de bevolkingsdichtheid van Nederland wilt weten?
  3. In welk kaartvak ligt Mati?

Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag:
Wat?
§1.3 Opdrachten: 
        Herhaling:  
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Noteer in je schrift de begrippen met de betekenis
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 33 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • weet je waar je de inhoudsopgave, de bladwijzer, de registers en de legenda's in de atlas kan vinden en waarvoor je ze kan gebruiken

Slide 34 - Tekstslide

Je gebruikt de bladwijzer, als je de plaats èn het land weet.
A
onjuist
B
juist

Slide 35 - Quizvraag

In het topografisch register staan alléén de namen van landen en plaatsen.
A
onjuist
B
juist

Slide 36 - Quizvraag

In het topografisch register staan alle aardrijkskundige namen op alfabet.
A
onjuist
B
juist

Slide 37 - Quizvraag

Het topografisch register gebruik je als je wel de naam weet, maar niet het land waar het ligt.
A
onjuist
B
juist

Slide 38 - Quizvraag

Wat betekent: 76 E2
A
kaartvak - kaartblad
B
kaartblad - kaartvak

Slide 39 - Quizvraag

Begrippenlijst
  • Overzichtskaart
  • Thematische kaart
  • Dichtbevolkt
  • Dunbevolkt
  • Kaartblad
  • Kaartvak
  • Bladwijzer
  • Inhoudsopgave
  • Topografisch register
  • Trefwoordenregister 

Slide 40 - Tekstslide

Opruimen
Stoelen op tafel
Ramen dicht
Scherm omhoog
Spullen opruimen
 Stoelen aanschuiven
Wachten tot de bel gaat op je plek

Slide 41 - Tekstslide