Dag 7 - bellen en mailen - roze

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b, havo
• Leerjaar 4

Thema 3 Bellen en mailen

sturen

• zorgen dat iemand iets krijgt
• post of mensen 
• ik stuur - wij sturen
• zin: Ik stuur een brief.
• zin: Hij stuurt de man door naar het ziekenhuis.

het te-laat-briefje

• briefje dat je nodig hebt als je te laat op school komt
• het briefje - de briefjes

zin: Eerst haal ik het te-laat-briefje daarna ga ik naar de klas.  

de telefoon

een toestel om met iemand te praten 

de telefoon - de telefoons 

zin: Ik bel met mijn telefoon.

zin: Ik maak foto's met mijn telefoon. 

het telefoonnummer

• cijfers die je nodig hebt om iemand te bellen
• altijd 10 cijfers
• het telefoonnummer - de telefoonnummers
• zin: Ik weet haar telefoonnummer niet. 

thuis

• in je eigen huis
• voel je je veilig 
• zin: Zondag ben ik thuis.
• zin: Ik voel mij thuis op deze school.

de tijd 

dat wat de klok meet 

tijdstip, moment

zin: Het is tijd om te eten.

zin: Het is tijd om naar huis te gaan. 

thuis

Ik wil jou appen.
Mag ik jouw ...............

1. uitleggen?
2. thuis?
3. telefoonnummer?
4. adres?

Stuur de docent een bericht.
Je hebt een afspraak.

'Tijd' hoort bij

1. uren, seconden, datum, moment, vroeg
2. uren, dagen, nu, schrift, moment, vroeg
3. uren, vroeg, laat, gitaar, datum, leuk, vroeg
4. uren, moment, lokaal, afspraak, pen, vroeg

Een synoniem voor het woord 'tijd'

1. school - thuis
2. vaak
3. horloge
4. moment

Een synoniem voor het woord 'tijd'

1. school - thuis
2. vaak
3. horloge
4. moment

thuis

Ik weet het niet.
Wie wil het mij .....................?

1. thuis
2. uitleggen
3. vaak
4. in bed liggen

Ik wil jou appen.
Mag ik jouw ...............

1. uitleggen?
2. thuis?
3. telefoonnummer?
4. adres?

Noem 3 woorden over het woord:
thuis

Schrijf de 6 goede vormen van het werkwoord 'sturen':
ik ........, jij ...... , hij/zij ..........., wij ............, jullie..........., zij .............

Wat of wie kun je sturen ?

1. je broertje
2. een What's app bericht
3. de groeten
4. een mail