le passé composé

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

on va parler du passé composé:

de voltooid tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

regarde d'abord la vidéo 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

de passé composé 
gebruik je om gebeurtenissen te beschrijven die in het verleden gebeurd zijn....

Slide 5 - Tekstslide

net als in het Nederlands heb je in het Frans nodig:

een hulpwerkwoord (hebben of zijn)
en
een voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

voorbeeld:

Wij hebben gisteren sushi gegeten
Zij heeft een nieuwe computer gekocht.
Ik ben naar de bioscoop geweest

Slide 7 - Tekstslide

in het Frans gaat dat op dezelfde manier:
hulpwerkwoord = avoir of être
+
voltooid deelwoord

Slide 8 - Tekstslide

hoe maak je het voltooid deelwoord?
très simple!

regelmatige werkwoorden op -er:
parler > parlé
regarder > regardé
écouter > écouté

Slide 9 - Tekstslide

regelmatige werkwoorden op -ir:
finir > fini
choisir > choisi

regelmatige werkwoorden op -re:
vendre > vendu
rendre > rendu
descendre > descendu

Slide 10 - Tekstslide

exemples:

nous avons mangé une pizza
j'ai regardé un film
je suis allé au cinéma

Slide 11 - Tekstslide

en van de onregelmatige werkwoorden?

die moet je gewoon uit je hoofd leren ;0)
être = été
avoir = eu
faire = fait
vouloir = voulu
pouvoir = pu
etc.

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 
avoir 
en wanneer gebruik je 
être 
als hulpwerkwoord?

Slide 13 - Tekstslide

Heel eenvoudig!

alle werkwoorden worden vervoegd met avoir 
behalve.........
En die moet je uit je hoofd leren 
want dat zijn er maar heel weinig!

Slide 14 - Tekstslide

Er zijn drie ezelsbruggetjes om deze werkwoorden te onthouden:

Slide 15 - Tekstslide

ezelsbruggetje 1: de MAARTEN werkwoorden:
Monter
Aller
Arriver
Rentrer
Tomber
Entrer
Naître
<> descendre
<> venir
<> partir
<> retourner
<> rester
<> sortir
<> mourir

Slide 16 - Tekstslide

ezelsbruggetje 2: het "être huis"

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

ezelsbruggetje 3: Dr & Mrs Vandertramp

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

BELANGRIJK!

Voor een passé composé heb je dus altijd 2 dingen nodig:
een hulpwerkwoord
en
een voltooid deelwoord

Slide 21 - Tekstslide

regarde la vidéo suivante:

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

résumé

regarde la vidéo

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide


vul nu het juiste antwoord in:
Mon frère ................dans un café (travailler)

Slide 27 - Open vraag

vul nu het juiste antwoord in
Nous ................une pizza (manger)

Slide 28 - Open vraag

vul het juiste antwoord in
Elle ............ses grands-parents (visiter)

Slide 29 - Open vraag

vul het juiste antwoord in:
Pierre et Marie .............les livres (trouver)

Slide 30 - Open vraag

volgende keer gaan we de werkwoorden 
die vervoegd worden met être
wat beter bekijken!

à bientôt!

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video