wanneer gebruik je de present simple en de present continuous
hoe maak je deze tijd
Slide 2 - Tekstslide
Feiten
gewoontes
regelmatig gebeurt
wanneer iets nu gebeurt
she/he/it ww +s
am/is/are + ww + ing
at the moment
now
right now
Slide 3 - Sleepvraag
Slide 4 - Tekstslide
Choose: I wash my hair at the moment. I am washing my hair at the moment.
A
I wash my hair at the moment
B
I am washing my hair at the moment
Slide 5 - Quizvraag
past simple vs past continuous
wanneer gebruik je de past simple vs past continuous
hoe maak je deze tijd
Slide 6 - Tekstslide
iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen
iets in het verleden een tijdje aan de gang was
was/were+werkwoord+ing
-yesterday-last year-a week ago
ww + ed OF bij onr.ww tweede
vorm
Slide 7 - Sleepvraag
Slide 8 - Tekstslide
I ___________ (switch off ) the computer because it___________ (make) a strange noise.
A
switched off, made
B
had switched off, made
C
switched off, was making
D
was switching off, was making
Slide 9 - Quizvraag
I ___________ (make) my dinner at 8 o’clock last night.
A
made
B
was making
C
had made
D
have been making
Slide 10 - Quizvraag
present perfect vs past perfect
Slide 11 - Tekstslide
Hoe maak je de present perfect?
A
am/is /are+ ww+ ing
B
had+ volt. deelwoord
C
have/has + volt. deelwoord
D
will + helewerkwoord
Slide 12 - Quizvraag
Hoe maak je de past perfect?
A
was/were + ww + ing
B
am/is/are+ going to+ hele werkwoord
C
have/has + volt.deelwoord
D
had + volt.deelwoord
Slide 13 - Quizvraag
Er zijn 4 beweringen over de present perfect welke is niet waar?
A
Je gebruik de pr. perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
B
Je gebruik je present perfect om te praten over ervaringen (in iemands leven) tot nu toe.
C
Je gebruik je present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en dat je daar nu het resultaat van merkt.
D
Je gebruik je present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
Slide 14 - Quizvraag
Er zijn 4 beweringen over de past perfect, welke is niet waar?
A
Je gebruik de past perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
B
De past perfect staat vaak samen met de simple past en het geeft dan aan wat het langst geleden is.
C
de past perfect bij indirecte red geeft aan wat iemand anders eerder al heeft gezegd.
D
Je gebruikt de past perfect om aan te geven dat iets eerder is gebeurd dan iets anders.
Slide 15 - Quizvraag
Er zijn 4 beweringen over de past perfect, welke is niet waar?
A
Je gebruik de past perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
B
De past perfect staat vaak samen met de simple past en het geeft dan aan wat het langst geleden is.
C
de past perfect bij indirecte red geeft aan wat iemand anders eerder al heeft gezegd.
D
Je gebruikt de past perfect om aan te geven dat iets eerder is gebeurd dan iets anders.
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Rule of the present perfect:
A
have/has + past participle
B
had + past participle
C
did + past participle
D
were + past participle
Slide 18 - Quizvraag
What is a past participle?
A
ww + ed
B
voltooid deelwoord
C
third row irregular verbs
D
All
Slide 19 - Quizvraag
Rule of the past perfect:
A
have/has + past participle
B
had + past participle
C
did + past participle
D
were + past participle
Slide 20 - Quizvraag
1. A: ____ you ______ (like) the movie "Star Wars?" B: I don't know. I ________ (see, never) that movie.
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Present Perfect
Present Perfect Continuous
Action that started in the past and is still going on
Action that took a long time
Action is complete at the time of speaking but has an influence
Slide 24 - Sleepvraag
I _______ (wait) for you since two o'clock.
Slide 25 - Open vraag
Past Perfect
Past Perfect Continuous
Slide 26 - Sleepvraag
Exercise 3: Fill in: past simple, past continuous, past perfect, past perfect continuous
We ___________ (go) to the cinema last week. A bird pooped on the window that I __________ (clean) only a minute before. Yesterday at nine he ___________ (sit) in front of his computer. When their mum got home, the boys __________ (watch) TV for two hours.
Slide 27 - Open vraag
Let's try them all mixed
Slide 28 - Tekstslide
Sue Thomas is a fashion designer. She 1) ... has been making.... (make) clothes ever since she 2) ………….(be) a young girl. She 3) …………………………. (get) her first job in a clothes factory when she was sixteen. She 4) …………………… (sew) buttons onto a shirt one day when she 5)………………….. (have) a brilliant idea for a design.
Slide 29 - Open vraag
After she 6) …………………. (speak) to her bank manager, she got a loan and she 7) …………....…….(open) her own little workshop. Now she 8) …………………………. (make) lots of money. Next year she 9) ………………….. (open) a shop which will sell all her own designs. She 10) ………………… (sell) clothes to a lot of famous people, including film stars and singers, and she 11) …...................... (think) she will be very rich soon.
Slide 30 - Open vraag
1. .......................... (be) a fan of soap operas for years. I 2. .............................. (always watch) my favourite show three times a week. In fact, until about a week ago, I 3. .......................... (never / miss) a single episode. Last Saturday, while I 4. ........................ (sit) in front of the TV, the electricity suddenly 5........................... (go off). After waiting for about an hour, I finally phoned the telephone company.
Slide 31 - Open vraag
“What 6. .......................... (happen)?” I asked them. “When 7. ............................ (we / have) electricity again?” The man I spoke to said it 8. .......................... (take) a while to fix the problem. So I 9. .......................... (not watch) my favourite soap opera that day. Strangely enough, I 10. .......................... (not watch) it since. Suddenly, there are so many other things to do!