Oefenen met werkwoorden vervoegen
Kolom 1: Selecteer de tijd waarmee je wilt oefenen
(présent)Kolom 2: Selecteer onregelmatige werkwoorden waarmee je wilt oefenen (être, avoir, aller, faire, pouvoir, sortir, vouloir)
Kolom 3: Selecteer de werkwoorden waarmee je wilt oefenen (werkwoorden op -er / -ir / -re)