les 2 kwetsbare ouderen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
VvtMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle ouderen met meer dan één chronische aandoening worden op den duur kwetsbaar.
juist
onjuist

Slide 6 - Poll

onjuist,
Kwetsbaarheid bij ouderen wordt veroorzaakt door een hogere leeftijd.
juist
onjuist

Slide 7 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Het is niet zozeer de leeftijd die bepalend is of iemand als geriatrische zorgvrager wordt beschouwd, maar meer de samenhang van factoren.
juist
onjuist

Slide 8 - Poll

juist

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ouderen met een aandoening bewegen vaak heel weinig.

Wat is het effect van deze immobiliteit op ouderen?
A
ouderen verliezen door immobiliteit evenveel spiermassa als niet-ouderen
B
ouderen verliezen door immobiliteit meer spiermassa dan niet-ouderen
C
ouderen verliezen door immobiliteit minder spiermassa dan niet-ouderen

Slide 12 - Quizvraag

Ouderen verliezen door immobiliteit meer spiermassa dan niet-ouderen en het is voor hen ook moeilijker om deze spiermassa weer terug te krijgen. Tien dagen bedrust betekent voor een oudere hetzelfde als vijftien jaar veroudering!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is risicosignalering?


A
het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheid) risico's bij de zorgvrager
B
het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheid) risico's bij de zorgvrager. dit wordt vastgesteld in het zorgleefplan
C
het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheid) risico's bij de zorgvrager. dit wordt vastgesteld in het zorgleefplan. en er wordt indien nodig actie ondernomen

Slide 14 - Quizvraag

Risicosignalering is het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij de zorgvrager door de situatie voortdurend te monitoren, door met kennis van zaken de situatie te bekijken en door de juiste vragen te stellen aan de zorgvrager. De zorgvrager en zijn familie of mantelzorger worden er nauw bij betrokken.
Risicosignalering bestaat niet alleen uit de uitvoering hiervan. Nadat je risico’s gesignaleerd hebt, onderneem je actie. Dat noemen we ‘opvolging’. Dit is het ondernemen van de juiste acties om te voorkomen dat een probleem optreedt of verergert, uiteraard in overleg met de zorgvrager.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke gebieden
signaleer je risico's?

Slide 16 - Woordweb

Uiteraard zijn de onderwerpen huidletsel, ondervoeding/overgewicht, vallen, problemen medicatiegebruik, depressie en incontinentie heel belangrijk. Hier zal de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ook op toetsen. Een goede risicosignalering beperkt zich echter niet alleen tot de onderwerpen uit het Kwaliteitsdocument. De zorgvrager kan immers op allerlei gebieden risico’s lopen.

Mevrouw De Boer
Mevrouw De Boer is 83 jaar. Ze woont alleen in een eengezinswoning en is negen maanden geleden weduwe geworden. Mevrouw heeft drie kinderen. De dochter woont in de buurt, één zoon woont in het buitenland met zijn gezin en de andere zoon woont op een afstand van anderhalf uur rijden. Mevrouw De Boer is bekend met hartfalen, verminderde nierfuncties en glaucoom. Ze draagt een bril en gebruikt een gehoorapparaat. Mevrouw loopt met een rollator. Ze heeft de laatste tijd moeite met dingen onthouden en probeert zo veel mogelijk op te schrijven in haar agenda en op losse briefjes. De laatste maanden is mevrouw 5 kg afgevallen. Onlangs is ze opgenomen geweest in het ziekenhuis vanwege een luchtweginfectie. Je komt als verzorgende bij mevrouw op bezoek en het valt je op dat ze toch wel achteruit is gegaan sinds ze weer thuis is.

Slide 17 - Tekstslide

Uit de casus komen de volgende risicofactoren naar voren:
Mevrouw De Boer woont alleen.
Ze is negen maanden geleden weduwe geworden.
Mevrouw De Boer is bekend met hartfalen, verminderde nierfuncties en glaucoom.
Ze draagt een bril, gebruikt een gehoorapparaat en loopt met een rollator.
Ze heeft moeite om dingen te onthouden.
Mevrouw De Boer is 5 kg afgevallen.
Ze heeft onlangs in het ziekenhuis gelegen.
Het valt je op dat ze achteruit is gegaan.
welke risico`s signaleer je bij mevrouw de boer?

Slide 18 - Open vraag

Uit de casus komen de volgende risicofactoren naar voren:
Mevrouw De Boer woont alleen.
Ze is negen maanden geleden weduwe geworden.
Mevrouw De Boer is bekend met hartfalen, verminderde nierfuncties en glaucoom.
Ze draagt een bril, gebruikt een gehoorapparaat en loopt met een rollator.
Ze heeft moeite om dingen te onthouden.
Mevrouw De Boer is 5 kg afgevallen.
Ze heeft onlangs in het ziekenhuis gelegen.
Het valt je op dat ze achteruit is gegaan.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met kwetsbaarheid bij ouderen?
A
Het hebben van een zwak immuunsysteem.
B
Een verhoogd risico op negatieve gezondheidsuitkomsten door een afname van fysiologische reserves.
C
Het hebben van meerdere chronische ziekten.

Slide 20 - Quizvraag

uitleg fysiologische reserves;
Spiermassa en kracht: Naarmate we ouder worden, neemt de spiermassa en -kracht af, wat kan leiden tot verminderde mobiliteit en een verhoogd risico op vallen.
Botdichtheid: De botdichtheid neemt af, waardoor de botten brozer worden en het risico op breuken toeneemt.
Hart- en vaatstelsel: Het hart en de bloedvaten verliezen hun elasticiteit, wat kan leiden tot een verhoogde bloeddruk en een verminderde capaciteit om fysieke inspanningen te weerstaan.
Immuunsysteem: Het immuunsysteem wordt minder effectief, waardoor ouderen vatbaarder worden voor infecties en ziekten.
Nierfunctie: De nierfunctie neemt af, wat de capaciteit van het lichaam om afvalstoffen en overtollig vocht te verwijderen vermindert.
Deze afname in fysiologische reserves betekent dat ouderen minder goed in staat zijn om te herstellen van ziekten, verwondingen of andere stressfactoren. Het is daarom belangrijk om kwetsbaarheid bij ouderen tijdig te herkennen en passende zorg te bieden.
Welke van de volgende is een lichamelijk gevolg van veroudering?
A
Verbeterde spierkracht.
B
Verminderde botdichtheid.
C
Toegenomen cognitieve flexibiliteit.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende is een cognitief gevolg van veroudering?
A
Verbeterde geheugenfunctie.
B
Toegenomen probleemoplossend vermogen.
C
Verminderde verwerkingssnelheid.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van een geriatrische zorgvrager?
A
Jonger dan 65 jaar.
B
Heeft geen chronische ziekten.
C
Heeft vaak meerdere gezondheidsproblemen en een verhoogd risico op kwetsbaarheid.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen comorbiditeit en multimorbiditeit.

Slide 24 - Open vraag

Comorbiditeit is het bestaan van één of meer (chronische) aandoeningen naast de zogenoemde hoofddiagnose waar de meeste aandacht naar uitgaat

Multimorbiditeit is het hebben van twee of meer chronische aandoeningen waarbij de ene aandoening niet méér centraal staat dan een andere.

Eindopdracht:
In Werkproces 3 criteria 3 staat het volgende:
‘’Je kunt de volgende begrippen als: ‘uniek persoon’, ‘eigen identiteit’, ‘zelfredzaamheid’, ‘eigen regie’, ‘zinvolle dagbesteding’ en ‘kwaliteit van leven’ onderbouwd toepassen tijdens je professioneel handelen’’.
Voor eind dit schooljaar moeten jullie werkproces 1 tot en met 4 hebben afgerond waaronder dus werkproces 3.
Voor dit werkpad werk je criteria 3 (zoals hierboven omschreven staat) uit in verslagvorm hoe je dit ook doet bij een GO aanvraag, namelijk:
 Wat heb je gedaan om het criterium aan te tonen? Benoem hier concrete praktijkvoorbeelden waaruit blijkt wat je gedaan hebt.
Hoe heb je dat gedaan? 
 Waarom heb je het zo gedaan. Hierbij kan je denken aan je eigen eerdere ervaringen, feedback die je ontvangen hebt van collega-medeleerling-docent- literatuur. 
Wat heb je ervan geleerd van dit werkproces?  
 Welke bewijsstuk(ken) heb je hiervoor. Denk daarbij aan feedbackformulieren maar ook opdrachten die je voor school uitgewerkt hebt. Maak hier een overzicht van, zo specifiek mogelijk zodat je werkbegeleider en LOB-er een goed beeld krijgen.





Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies