Week 5 Dwangmiddelen

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
StrafrechtMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag een medewerker van een particulier beveiligingsdienst een verdachte naar zijn naam en adres vragen?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Ja, dat mag gerust, want vragen staat voor iedereen vrij.
Mag de medewerker de verdachte ook dwingen om kort te stoppen om antwoord te geven op deze vraag?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Nee, want de particuliere beveiligingsman heeft geen bevoegdheid tot staande houden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een winkelier ziet dat een personeelslid geld wegneemt uit de kassa. De medewerker ziet dat hij betrapt wordt en wil er vandoor gaan. De winkelier sluit echter vlug de deuren en houdt de medewerker op die manier binnen in afwachting van de komst van de politie.

Leg uit of de winkelier bevoegd is om zo te handelen.

Slide 10 - Open vraag

Ja, iedereen is bij betrapping op heterdaad bevoegd om de verdachte aan te houden. Dit wil zeggen dat de verdachte mee gaat naar het bureau om te worden voorgeleid of, in dit geval, even vast wordt gehouden zodat de politie hem mee kan nemen naar het bureau.
Twee opsporingsambtenaren nemen een aangehouden verdachte mee naar het bureau. Onderweg stellen ze hem een paar vragen over de toedracht van het misdrijf. Er worden geen aantekeningen gemaakt, het is gewoon een praatje onderweg. Daarom praat de verdachte vlotweg; hij legt uit wat hij heeft gedaan en hoe hij de zaak heeft aangepakt.

Leg uit of dit verhaal van de verdachte als bewijs tegen hem kan worden gebruikt.

Slide 11 - Open vraag

Nee, dit bewijs kan niet meetellen voor het bewijs omdat de verdachte voorafgaand aan dit verhoor niet is gewezen op zijn zwijgrecht. Er is altijd sprake van een verhoor als een verdachte vragen worden gesteld over zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit, ongeacht waar het verhoor plaatsvindt.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een verdachte wordt aangehouden voor een eenvoudige diefstal. Hij wordt om half twee in de middag voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. Om vier uur is de zaak duidelijk; de politie weet voldoende en heeft de zaak rond.

Op welk moment moet de verdachte in vrijheid worden gesteld?

Slide 13 - Open vraag

Meteen om vier uur, want dwangmiddelen moeten het onderzoek dienen. Na vier uur, als de zaak rond is, is het doel van het ophouden voor onderzoek vervallen en moet de verdachte worden heengezonden.
Een verdachte komt om zes uur in de avond binnen op het bureau. Om half zeven wordt hij voorgeleid aan de hulpofficier van justitie.

Op welk moment eindigt het ophouden voor onderzoek?

Slide 14 - Open vraag

De verdachte kan maximaal zes uur worden opgehouden voor onderzoek; daarbij worden de nachtelijke uren tussen twaalf uur ’ s nachts en negen uur ’s morgens niet meegerekend. De termijn wordt gerekend vanaf het moment van de voorgeleiding. Het dwangmiddel houdt daarom op om half tien in de ochtend.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies