5. Gij zult niet doden.
6. Gij zult geen overspel spelen.
7. Gij zult niet stelen.
8. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste (niet liegen
9. Gij zult niet begeren uws naasten huis (niet jaloers zijn op het huis van een ander).
10. Gij zult niet begeren uws naasten huisvrouw noch zijn knecht noch zijn dienstmaagd noch zijn os noch zijn ezel noch iets dat van uw naaste is (niet jaloers zijn op iets wat van een ander is).