In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
AFP examen deel 2
Slide 1 - Tekstslide
Waarom kunnen de nieren het bloed makkelijk filteren?
A
De bloeddruk is hier hoger
B
De bloedvaatjes zijn niet slagaderlijk
C
De osmotische druk is hier hoger
D
Doordat het bloed hier langs af stroomt
Slide 2 - Quizvraag
Waar in de nieren vind de filtratie plaats?
Slide 3 - Open vraag
Urine is samengesteld uit 95% water en 5% ureum.
Waar
Niet waar
Slide 4 - Poll
Wat zijn glandotrope hormonen?
Slide 5 - Open vraag
Welk hormoon hoort bij de hypofyse voorkwab?
A
TSH
B
ACTH
C
ADH
D
Geen van de genoemde
Slide 6 - Quizvraag
Welk hormoon zorgt voor het omzetten van glycogeen naar glucose?
A
Insuline
B
Glucagon
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 7 - Quizvraag
Welke klier produceert alleen hormonen en geen andere stoffen?
Slide 8 - Open vraag
Welke hormoon klieren ken je?
Slide 9 - Woordweb
Hoe noemen we de plek waar een impuls overspringt?
Slide 10 - Open vraag
Welke prikkels horen bij het zicht, gehoor, reuk en smaak?
A
Sensibele prikkels
B
Sensorische prikkels
C
Motorische prikkels
D
Animale prikkels
Slide 11 - Quizvraag
Het hersenmerg geeft impulsen vanuit het gehele lichaam aan de hersenschors door.
Waar
Niet waar
Slide 12 - Poll
Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A
Grote hersenen en kleine hersenen
B
Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
C
Grote hersenen, kleine hersenen, ruggenmerg en hersenstam
D
Grote hersenen, kleine hersenen, ruggenmerg, hersenstam en hersenzenuwen.
Slide 13 - Quizvraag
Koppel de latijnse benamingen aan de juiste nederlandse benamingen.
Rode bloedcel
Witte bloedcel
Bloedplaatje
Leukocyt
Trombocyt
Erytrocyt
Slide 14 - Sleepvraag
Waar zorgen bloedplaatjes voor?
A
Transport
B
Stolling
C
Verteren van ziektekiemen
D
Opruimen van afvalstoffen
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn de 2 belangrijkste stoffen in een rode bloedcel?
Slide 16 - Open vraag
De kleine bloedsomloop gaat van het hart naar ons gehele lichaam en weer terug.
Waar
Niet waar
Slide 17 - Poll
Lymfe wordt gezuiverd in het lymfestelsel waardoor het daarna teruggegeven kan worden aan het bloed (als bloedplasma). Hoe noemen we de zuiveringsstations in het lymfestelsel? en wat is het grootste zuiveringsstation?
Slide 18 - Open vraag
Chylvaten zijn speciale lymfevaten die eiwitten opnemen.
Waar
Niet Waar
Slide 19 - Poll
Wat meet het ademhalingscentrum in het verlengde merg?
A
Zuurstof in het bloed
B
Zuurstof in de longen
C
Koolstofdioxide in het bloed
D
Koolstofdioxide in de longen
Slide 20 - Quizvraag
Slagaders vervoeren altijd zuurstof rijk bloed.
Waar
Niet waar
Slide 21 - Poll
Welke ademhalingsorganen zijn er?
Slide 22 - Woordweb
Wat is de functie van ademhaling?
Slide 23 - Open vraag
Wat betekend dissimilatie?
A
De verwerking van voedingsstoffen tot lichaamseigen stoffen
B
Het verbranden van stoffen waardoor warmte en energie ontstaat
C
Het vrijkomen van warmte, koolstofdioxide en waterdamp
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor metabolisme?
Slide 25 - Open vraag
Welk enzym verteerd eiwitten?
A
Amylasen
B
Lipasen
C
Proteasen
Slide 26 - Quizvraag
Welke vitamine zijn oplosbaar in vet?
Slide 27 - Woordweb
Wat zijn de belangrijkste energiebronnen voor ons lichaam?