Grammatica- week 4 - les 1 lijdend vw

Grammatica- les 1.7
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica- les 1.7

Slide 1 - Tekstslide

Doel vorige les:
Herhalen:
  • de persoonsvorm
  • het werkwoordelijk gezegde
  • het onderwerp

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet er in iedere goede zin staan?

Slide 4 - Open vraag

Zoek het wwg = pv + andere ww
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 

Slide 5 - Tekstslide

Zoek het wwg = pv + andere ww
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp = wie/wat + wwg
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
           pv+wwg                                                         wwg

onderwerp = wie/wat heeft gehad?

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp = wie/wat + wwg
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 ond   pv+wwg                                                         wwg

onderwerp = wie/wat heeft gehad?
onderwerp = Joop

Slide 8 - Tekstslide

Sleep de zinsdelen naar de juiste plek. Let op... soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wwg
ond
overig
Hij
had
de moed
al
opgegeven.

Slide 9 - Sleepvraag

wat is het onderwerp in de volgende zin?

Mijn nieuwe jurk is zojuist gescheurd!

Slide 10 - Open vraag

Doel van deze les:
  • het lijdend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf de zin op.
1. De scheidsrechter gaf een rode kaart.
    pv=
    wwg=
    ond=

Slide 12 - Tekstslide

De scheidsrechter gaf een rode kaart.
PV =
WWG= PV + andere werkwoorden 

OND =

Slide 13 - Tekstslide

De scheidsrechter / gaf /een rode kaart.
PV = gaf
WWG= 

OND =

Slide 14 - Tekstslide

De scheidsrechter / gaf / een rode kaart.
PV = gaf
WWG= gaf

OND =

Slide 15 - Tekstslide

De scheidsrechtergaf / een rode kaart.
PV = gaf
WWG= gaf

OND = de scheidsrechter

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De scheidsrechter gaf / een rode kaart.
WWG= gaf
OND = de scheidsrechter

Lijdend voorwerp = Wie / wat + wwg + ond?


Slide 19 - Tekstslide

De scheidsrechtergaf / een rode kaart.
WWG= gaf
OND = de scheidsrechter

lijdend.voorwerp = Wie / wat + wwg + ond?
wie / wat + gaf + de scheidsrechter?

Slide 20 - Tekstslide

De scheidsrechtergafeen rode kaart.
WWG= gaf
OND = de scheidsrechter

Lijdend voorwerp =Wie / wat + wwg + ond?
wie/wat gaf de scheidsrechter? een rode kaart

Slide 21 - Tekstslide

Is er een lijdend voorwerp? Zo ja, wat is het?

De leeuw verslindt de gazelle.

Slide 22 - Open vraag

Is er een lijdend voorwerp? Zo ja, wat is het?

Het warme vlees smaakt prima.

Slide 23 - Open vraag

!

Slide 24 - Tekstslide

!

Slide 25 - Tekstslide

!

Slide 26 - Tekstslide

Maken: kopieerblad zinsontleding
timer
10:00
Klaar?
  • leesboek uit?
  • ander huiswerk

Slide 27 - Tekstslide

Sleep de zinsdelen naar de juiste plek. Let op... soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wwg
ond
lijdend voowerp
overig
Hij
had
de moed
al
opgegeven.

Slide 28 - Sleepvraag

Afsluiting

  • Huiswerk: stappenplan leren + kopieerblad
  • Volgende les: bijzondere vormen van wwg

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide