1. Je hebt basiskennis van de doelgroepen van zorg en welzijn.
2 Je hebt basiskennis van het functioneren van het menselijk lichaam.
3. Je hebt basiskennis over de dagelijkse persoonlijke verzorging van cliënten.
4. Je hebt basiskennis over het signaleren van veranderingen in de gezondheid van cliënten.
5. Je hebt basiskennis van aangepaste materialen en middelen.
6. Je hebt basiskennis van wet en regelgeving en van huiselijk geweld.
7. Je kunt signalen van veranderingen in de gezondheid van de cliënt herkennen.
8. Je kunt signalen van sociale problematiek en huiselijk geweld herkennen.
9. Je kunt lichamelijk verzorging aan cliënten geven
10. Je kunt een cliënt helpen bij mobiliteit.