We gebruiken de passive (lijdende vorm) in een zin wanneer het niet belangrijk of bekend is wie de handeling verricht. We leggen dus nadruk op wát er gebeurt in plaats van op wíe het doet.
Present simple passive: am/are/is + voltooid deelwoord
Past simple passive: was/were + voltooid deelwoord
Active: The teacher teaches the student.
Passive: The student is taught (by the teacher).
Active: The dog bit the man.
Passive: The man was bitten (by the dog).