knipwerkwoorden

KNIPWERKWOORDEN
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT /alfaHoger onderwijs

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

KNIPWERKWOORDEN

Slide 1 - Tekstslide

DOE-OPDRACHT
1. Je knipt het werkwoord. 
2. Je wisselt de twee delen van plaats.
3. Je maakt een zin met een persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

VOORBEELD
1. Af               wassen
2. Wassen             af
3. Jij wast af 

Slide 3 - Tekstslide

knip      werk       woorden 
af-wassen
af-drogen
op-maken
op-ruimen
op-hangen
af-ruimen

Slide 4 - Tekstslide

wie+ doet + 
Ik droog af
Ik was af

Ik ruim op
Ik hang op

Slide 5 - Tekstslide

(afwassen) Ik was graag af.
(afdrogen) Ik droog niet graag af.

(ophangen) Ik hang graag de was op.
(opmaken) Ik maak niet graag het bed op.

Slide 6 - Tekstslide

en jij? 

Slide 7 - Tekstslide

afwassen

A
Ik afwas graag
B
Ik was graag af
C
Ik afwassen graag
D
Ik graag afwassen

Slide 8 - Quizvraag

afdrogen
A
Mijn zoon droogt zich af
B
Mijn zoon afdrogen zich
C
Mijn zoon drogen zich af
D
Mijn zoon af zich droogt

Slide 9 - Quizvraag

de was ophangen
A
Ik ophang de was
B
Ik was hang op
C
Ik hang de was op
D
Ik hangen de was op

Slide 10 - Quizvraag

het bed opmaken
A
Mijn man maakt het bed op
B
Mijn man maakt op het bed
C
Mijn man het bed opmaken
D
Mijn man opmaken het bed

Slide 11 - Quizvraag

opruimen
A
Mijn zus ruimt op
B
Mijn zus opruimt
C
Mijn zus opruimen
D
Mijn zus ruim op

Slide 12 - Quizvraag

afruimen
A
Zij ruimen de tafel af
B
Zij ruimen af de tafel
C
Zij afruimen de tafel
D
Zij afruim de tafel

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Link