U5 les 4

Bonjour tout le monde !
Qu'est-ce que c'est ??
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Bonjour tout le monde !
Qu'est-ce que c'est ??

Slide 1 - Tekstslide

Les objectifs pour aujourd'hui :


Je kunt een paar zinnen maken met het werkwoord voir, in de tegenwoordige- èn voltooide tijd.
Je kent de woorden van apprendre 1 unité 5 

Slide 2 - Tekstslide

de kathedraal=

Slide 3 - Open vraag

de rivier=

Slide 4 - Open vraag

de stadsplattegrond=

Slide 5 - Open vraag

gratis=

Slide 6 - Open vraag

het terras=

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: Het terras is naast het huis.

Slide 8 - Open vraag

het landschap=

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: Mijn lievelings landschap is het platteland.

Slide 10 - Open vraag

links, rechts,rechtdoor =

Slide 11 - Open vraag

Prenez des notes ! 

Le verbe voir= zien 

Slide 12 - Tekstslide

Voir= zien
Je vois=ik zie
tu vois= jij ziet
il,elle,on voit=hij,zij,men ziet
nous voyons=wij zien
vous voyez=jullie zien,u ziet
ils,elles voient=zij zien
Passé composé=
J'ai vu= ik heb gezien
tu as vu
il,elle,on a vu
nous avons vu
vous avez vu
ils,elles ont vu 
(déjà vu =?)

Slide 13 - Tekstslide

Het werkwoord voir in de tegenwoordige tijd. Combineer de juiste vormen.
Je
Tu
Il/Elle/On
Nous

Vous
Ils/Elles
vois
voient
voit
voyez
voyons
vois

Slide 14 - Sleepvraag

Mon père (ziet) ........
A
vois
B
voit
C
voie
D
voient

Slide 15 - Quizvraag

Mes amis (hebben gezien) ..........
A
sont vus
B
ont vu
C
sommes vus
D
avons vu

Slide 16 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Ouvre le livre page 58 : Grammaire I.

Fais les exercices des pages 58 et 59.
Exercice 8A, 3: vertaal.

Al klaar? Fais les exercices page 60.
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Correction des exercices
  • on voit tout autrement : wij zien alles anders
  • merveilleux est un synonyme de "très beau, fantastique". 
  •  voir = zien
  • je vois = ik zie
  • tu vois = jij ziet
  • il voit = hij ziet
  • elle voit = zij ziet

Slide 18 - Tekstslide

Correction des exercices
  • on voit = men ziet, wij zien
  • nous voyons = wij zien
  • vous voyez = jullie zien, u ziet
  • ils voient = zij zien (mannelijk meervoud)
  • elles voient = zij zien (vrouwelijk meervoud)
  • ils ont vu = zij hebben gezien
  • j'ai vu = ik heb gezien

Slide 19 - Tekstslide

Correction des exercices
  • nous voyons
  • je ne vois pas
  • les voyageurs (ils) voient
  • vous ne voyez pas
  • on voit
  • elles ne voient pas
  • vous avez vu (passé composé) 
  • j'ai vu (passé composé) 

Slide 20 - Tekstslide

Correction des exercices
  • Tu vois
  • on voit
  • vous voyez
  • nous voyons
  • je vois
  • le touriste voit
  • ils/ elles ont vu
  • Léa a vu

Slide 21 - Tekstslide

Sortir ?
Bilal est sorti à 20.00 pour aller au cinéma pendant les vacances.

Une personne aime une autre personne 
en secret, il veut sortir avec.


Slide 22 - Tekstslide

Partir ?
Bo part à 8.00 du matin pour arriver à 8.20 à PNC.

Lara est partie en France pendant les vacances.


Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Fais les exercices de la page 60.

Al klaar? Leer nog de woorden van Apprendre 1 en 2.
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide