1.3 Logistiek LJ1 N4 2024 2025

1.3 Logistiek 2024 2025
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
LogistiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.3 Logistiek 2024 2025

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud van deze les:
Definitie van transport
Intern transport
extern transport
Wet en regelgeving

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen:
  1. We kunnen uitleggen wat transport is;
  2. We kunnen voorbeelden geven van intern transport;
  3. We noemen vormen van extern transport;
  4. We kunnen vertellen uit welke 3 onderdelen de Arbowet bestaat.
  5. We weten wat de rol van de FM is bij veilig transport. 

Slide 4 - Tekstslide

Wie kent de definitie van transport? 

Slide 5 - Tekstslide

Definitie van transport
Transport is het verplaatsen van mensen en middelen. 
Dit dient  op een efficiënte en effectieve manier te gebeuren.

Slide 6 - Tekstslide

We onderscheiden 2 soorten transport: 
  1. Intern transport;
  2. Extern transport.  

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Intern transport vindt plaats binnen een pand of op het terrein van een organisatie

Slide 9 - Tekstslide

Waarom intern transport:
  1. Bevoorraden van een afdeling of fabriek;
  2. Logistieke proces op gang houden;
  3. Afvoeren van afval;
  4. Zaken verplaatsen;
  5. Verdelen van zaken bijvoorbeeld de post;
  6. Klaarzetten voor extern vervoer;
  7. Opslaan van spullen;

Slide 10 - Tekstslide

Welke voorbeelden van intern transport ken je?

Slide 11 - Open vraag

Wat zijn interne transportmiddelen?
A
Heftruck, rollenbaan en vrachtwagen.
B
Rollenbaan, vrachtwagen en steekwagen
C
Steekwagen, heftruck en vrachtwagen.
D
Heftruck, rollenbaan en steekwagen

Slide 12 - Quizvraag

Waarom is intern transport de smeerolie van het bedrijf? Noem voorbeelden.

Slide 13 - Open vraag

Wie weet hoe groot een europallet is? En waarom?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Extern transport
Extern transport vindt plaats vanaf een bedrijf naar een klant of een leverancier. Of van leverancier naar leverancier. 

Slide 16 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van
een extern transportmiddel

Slide 17 - Woordweb

Welk transportmiddel? 
Je wilt het juiste transportmiddel kiezen voor de juiste producten. Je let hierbij op: 
  1. Kwetsbaarheid van het product, bijvoorbeeld bloemen;
  2. De grootte van het product, bijvoorbeeld auto's.

Slide 18 - Tekstslide

Welk transport kies je voor het vervoer van olie?
A
transportbusje
B
schip
C
fiets
D
vliegtuig

Slide 19 - Quizvraag

Wet- en regelgeving 
De belangrijkste wetgeving is de arbeidsomstandigheden wet.
De Arbowet!
Deze wet bevat regels voor de werkgever en werknemer over:
  1. Gezondheid;
  2. Veiligheid;
  3. Welzijn. 



Slide 20 - Tekstslide

Doel Arbowet: 
Om ongelukken en ziekten veroorzaakt door het werk te voorkomen. 

Slide 21 - Tekstslide

Andere wetten: 
  1. Rij- en rusttijdenwet, ken je die?
  2. Wetten over vervoer en behandeling gevaarlijke stoffen;
  3. Wetten over maximale belading
  4. Wetten over de bouw van een magazijn;

Slide 22 - Tekstslide

Waar is dit bord voor?

Slide 23 - Open vraag

Als facilitair medewerker
zorg je voor (blz 157):

Slide 24 - Woordweb

Als je verantwoordelijk bent voor intern transport:

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen:
  1. We kunnen uitleggen wat transport is;
  2. We kunnen voorbeelden geven van intern transport;
  3. We noemen vormen van extern transport;
  4. We kunnen vertellen uit welke 3 onderdelen de Arbowet bestaat.
  5. We weten wat de rol van de FM is bij veilig transport. 

Slide 27 - Tekstslide

Vragen & Volgende week:
Zijn er nog vragen? 

Volgende week: zie studiewijzer
Lezen: 3 tm 3.4.2
Maken: 3.09 tm 3.12

Slide 28 - Tekstslide