Poëzie en fictie B

Poëzie en fictie B
Licht
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Poëzie en fictie B
Licht

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
In deze paragraaf ga je leren:  
- Wat letterlijk en figuurlijk taalgebruik is. 
- Wat homoniemen zijn.
- Wat een personificatie is. 

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Lees eerst de begrippen onderaan bladzijde 176. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent letterlijk taalgebruik?

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent figuurlijk taalgebruik?

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent 'homoniem'?

Slide 6 - Open vraag

Maken
Opdracht 1 en 2 bladzijde 176 in je schrift. 
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een wondermiddel precies?

Slide 8 - Open vraag

Ken jij ook wondermiddelen? Noem er minstens 1.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Welk woord is een homoniem?
A
boeken
B
vinden
C
praten
D
zingen

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is een homoniem?
A
cola
B
kop
C
schrijven
D
politie

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is een homoniem?
A
vijand
B
telefoon
C
schaatsen
D
kiezen

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is een homoniem?
A
arm
B
been
C
neus
D
vinger

Slide 14 - Quizvraag

Maken
Opdracht 3 bladzijde 176, 177 in je schrift. 

timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer voelde jij je voor het laatst blij, opgelucht of vrolijk? Waarom?

Slide 16 - Open vraag

Maken
Opdracht 4 bladzijde 178 in je schrift. 
timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide

Creatieve opdracht 
Schrijf zelf een kort verhaal in je schrift van 200 - 300 woorden met als thema ‘ bang in het donker’. Let op je hoofdletters, leestekens en je spelling. 

Slide 18 - Tekstslide

Lezen 
Lees het begrip op bladzijde 178 in je boek over personificatie. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Welke uitspraak is een personificatie?
A
De wind blies door het huis.
B
Zij maakt haar schoen schoon.
C
De tafel is vies geworden.
D
Het vlees wordt goed gebraden.

Slide 21 - Quizvraag

Welke uitspraak is een personificatie?
A
Koken is een fijne bezigheid.
B
Ari vindt zijn cadeaus erg mooi.
C
Buiten spelen schijnt beter te zijn dan binnen spelen.
D
Deze e-mail bespreekt belangrijke punten.

Slide 22 - Quizvraag

Personificatie 
Personificatie kan ook voorkomen in kunst, films/series of ander beeldend materiaal. Het kan daarnaast betekenen dat een verschijnsel of gebeurtenis tot een persoon wordt gemaakt. Dat zie je ook in oude goden: de Noorse god Thor is bijvoorbeeld de personificatie van onweer en donder. 

Slide 23 - Tekstslide

Welke personificaties ken jij allemaal? Noem er vijf. Ken je niks, zoek dan vijf personificaties op.

Slide 24 - Open vraag

Over Winnie the Pooh bestaat een personificatie-theorie. Zoek er informatie over op. Wat heb je gevonden? (Tip: zoek in het Engels)

Slide 25 - Open vraag

Maken
Opdracht 5 bladzijde 178 in je schrift. 

timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide

Personificatie in de kunst
Op de volgende slide staat een schilderij van Waterhouse. Het schilderij heet: ‘ Slaap en zijn half-broertje de Dood’. 
Kijk goed naar het schilderij en beantwoord daarna de vraag. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Welke broer is de personificatie van de slaap en welke van de dood? Leg je antwoord uit.

Slide 29 - Open vraag

Waarom noemt de schilder ‘de dood’ en ‘slaap’ halfbroertjes van elkaar, denk je?

Slide 30 - Open vraag

Maken
Opdracht 6 bladzijde 179 in je schrift. 

timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

Nakijken
Kijk nu de opdrachten van deze paragraaf na op de volgende slides. 

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 1
Eigen antwoorden. 

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 2
1 Het wondermiddel van tante dient ‘tegen tranen van verdriet’.
2 Het wondermiddel van tante is dat ze iets heel bijzonders zegt.
3 De ik-persoon denkt aan ‘Strand’, omdat ze daar van tante juist niet aan mag denken. Vergelijkbaar met het bekende voorbeeld: ‘Denk niet aan een roze olifant.’
4 Je weet dat de ik-persoon zich beter gaat voelen, doordat:
- tante kuiltjes in haar wangen schept (ze moet lachen)
- tante de grond vaststampt onder haar voeten (ze voelt zich veilig)
- tante kastelen onder haar handen laat groeien met torentjes van zand (ze kan dromen)

Slide 34 - Tekstslide