Toets levensbeschouwing 1m

Toets Levensbeschouwing hoofdstuk 1

Lees de vragen goed en klik het juiste antwoord aan!
Iedereen krijgt de vragen in willekeurige volgorde. 

De toets is dus bij iedereen in de klas anders

Heel veel succes!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Toets Levensbeschouwing hoofdstuk 1

Lees de vragen goed en klik het juiste antwoord aan!
Iedereen krijgt de vragen in willekeurige volgorde. 

De toets is dus bij iedereen in de klas anders

Heel veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

1.Er zijn twee soorten vragen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

2. Een voorbeeld van een gewone vraag is?
A
Waar ligt mijn mobieltje?
B
Wie ben ik?

Slide 3 - Quizvraag

3. Gewone vragen zijn van ‘alledag’.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 4 - Quizvraag

4. Op gewone vragen kun je een precies antwoord geven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

5. Noteer twee voorbeelden van levensvragen.

Slide 6 - Open vraag

Levensvragen zijn bijzondere vragen.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 7 - Quizvraag

7. Levensvragen raken je niet persoonlijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

8. Levensvragen hebben vaste antwoorden.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 9 - Quizvraag

9. Ervaringen die je diep raken, worden bestaanservaringen genoem
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

10. Bestaanservaringen roepen geen vragen op.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 11 - Quizvraag

11. Antwoorden die gegeven worden op levensvragen worden ‘standpunten’ genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

12. Een ander woord voor ‘standpunt’ wordt ‘mening’ genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

13. Als het gaat om het menselijk samenleven kan het volgende onderscheid gemaakt worden.
A
Groot en klein
B
Midden en klein
C
Midden en groot
D
Klein, midden en groot

Slide 14 - Quizvraag

14. Bij samenleving in het klein kun je denken aan
A
Klas
B
Jongens en meisjes
C
Verschillende landen

Slide 15 - Quizvraag

15. Bij samenleving in het groot kun je denken aan
A
Gezin
B
Vrienden/vriendinnen
C
Verschillende godsdiensten

Slide 16 - Quizvraag

16. Levensbeschouwing gaat over de zin van het leven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

17. De zinvraag is....
A
Levensbeschouwing
B
De zin van het leven
C
Gewone vragen

Slide 18 - Quizvraag

18. Wanneer vind je dat iets ‘zin’ heeft, wil zeggen dat
A
je iets fijn, moeite waard en belangrijk vindt
B
je het onzin vindt
C
e dingen wel oké vindt

Slide 19 - Quizvraag

19. Geef een voorbeeld van een zinvraag

Slide 20 - Open vraag

20. Levensbeschouwing wordt ook wel levensvisie of levensovertuiging genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

21. Er bestaat één soort levensbeschouwing.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

22. Bij persoonlijke levensbeschouwing gaat het om
A
de levensbeschouwing van meerdere mensen
B
de levensbeschouwing van een individu en een groep mensen
C
de levensbeschouwing van een individu
D
de levensbeschouwing in het algemeen

Slide 23 - Quizvraag

23. Bij gemeenschappelijke levensbeschouwing gaat het om
A
de levensbeschouwing in het algemeen
B
de levensbeschouwing van een groep mensen
C
de levensbeschouwing van een individu en een groep mensen
D
de levensbeschouwing van een individu

Slide 24 - Quizvraag

24. Geef één voorbeeld van een gemeenschappelijke levensbeschouwing.

Slide 25 - Open vraag

25. Hoe worden niet-godsdienstige mensen worden ook wel genoemd?
A
Theisten
B
Agnosten
C
Atheisten

Slide 26 - Quizvraag

26. Hoe worden de mensen genoemd die in God geloven?
A
Theïsten
B
Atheïsten
C
Agnosten

Slide 27 - Quizvraag

27. Hoe worden de mensen genoemd die twijfelen of God wel bestaat?
A
Atheïsten
B
Agnosten
C
Theïsten

Slide 28 - Quizvraag