11.3 Zwangerschap

11.3 Zwangerschap
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

11.3 Zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
Je leert:
hoe moeder en kind veranderen tijdens de zwangerschap
hoe het kindje in de baarmoeder leeft
welk effect schadelijke stoffen op het embryo heeft

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Innesteling
Als de bevruchte eicel door de eileider is gegaan, komt deze in de baarmoeder.

 In de baarmoederwand nestelt de eicel zich in, pas dan is de vrouw zwanger. 

Er ontstaan een placenta en vruchtvliezen

Slide 4 - Tekstslide

Veranderingen bij de vrouw
  • Eerste 12 weken nog niks te zien, 
wel kan de vrouw zich moe voelen

  •  Na 20 weken kan de vrouw het 
kindje voelen bewegen

  • Organen van de vrouw komen in 
de verdrukking, vaker plassen

  • melkklieren groeien

Slide 5 - Tekstslide

Groeien van de baby in de baarmoeder

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Navelstreng
De baby is met de moeder verbonden via de navelstreng.

De navelstreng gaat naar de placenta/ moederkoek. 

Slide 8 - Tekstslide

Placenta
  • De placenta zorgt voor de voedingsstoffen. 

  • Afvoeren van afvalstoffen.

  • De bloedvaten lopen langs elkaar rond de placenta.

Slide 9 - Tekstslide

De vruchtvliezen
Het embryo drijft in een vloeistof, dit is het vruchtwater, hieromheen zitten de vruchtvliezen  
Dit beschermt tegen schokken of stoten. 

Ook houdt het de temperatuur constant

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

9 maanden zwanger
Embryo
Foetus

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Waar vindt de bevruchting plaats?
A
eierstok
B
eileider
C
baarmoeder
D
vagina

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noemen we het nieuwe kindje in de eerste 12 weken?
A
foetus
B
embryo

Slide 16 - Quizvraag

Wat is WAAR over een foetus?
A
de bloedvaten moeten nog ontstaan
B
de botten moeten nog ontstaan
C
de zintuigen moeten nog ontstaan
D
alles is er al, hij/zij hoeft alleen nog maar te groeien

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel navelstrengslagaders en navelstrengaders zitten er in de navelstreng?
A
1 slagader en 1 ader
B
1 slagader en 2 aders
C
2 slagaders en 1 ader
D
2 slagaders en 2 aders

Slide 18 - Quizvraag

Welke orgaan of welke organen beschermen het kindje tegen schokken en stoten?
A
baarmoederwand met spierlaag
B
vruchtvliezen en vruchtwater
C
placenta
D
navelstrengader en navelstrengslagaders

Slide 19 - Quizvraag

Het bloed van de foetus en moeder is rechtstreeks met elkaar verbonden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Af en toe roken of alcohol drinken, kan tijdens de zwangerschap geen kwaad. Als je het maar niet veel doet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Einde deel 1
Huiswerk:
Maken van 11.3: opdr 1 t/m 5 + 8 t/m 14

Slide 22 - Tekstslide

11.3 Zwangerschap

Slide 23 - Tekstslide

Doelen van deze les
Je leert:
hoe de bevalling gaat
hoe een tweeling ontstaat

Slide 24 - Tekstslide

1. Ontsluiting

Slide 25 - Tekstslide

2. Uitdrijving

Slide 26 - Tekstslide

3. Nageboorte

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Wat is de volgorde van de bevalling?
A
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een eeneiige tweeling?
A
1 zaadcel en 1 eicel
B
1 zaadcel en 2 eicellen
C
2 zaadcellen en 1 eicel
D
2 zaadcellen en 2 eicellen

Slide 30 - Quizvraag

Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een twee-eiige tweeling?
A
1 zaadcel en 1 eicel
B
1 zaadcel en 2 eicellen
C
2 zaadcellen en 1 eicel
D
2 zaadcellen en 2 eicellen

Slide 31 - Quizvraag

Einde deel 2
Huiswerk:
Maken van 11.3: opdr 17 t/m 23

Slide 32 - Tekstslide