Workshop decubitus

Decubitus
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 58 min

Onderdelen in deze les

Decubitus

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basis wondverzorging

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

opperhuid

Slide 6 - Tekstslide

Opperhuid (epidermis)
De opperhuid is de huidlaag die je aan de buitenkant ziet. Op het eerste gezicht lijkt deze huidlaag misschien glad, maar de werkelijkheid is anders. Als je het huidoppervlak vergroot, dan zie je dat het bedekt is met ribbels, groeven, bobbels en knobbels. Je ziet ook openingen waardoor bijvoorbeeld de haren naar buiten komen, of waar de zweetklieren hun vocht door afscheiden. In de ribbels en groeven leven miljoenen bacteriën. De opperhuid bestaat uit meerlagig plaveiselepitheel. De dikte van de opperhuid is niet over het hele lichaam gelijk. Op je bovenarmen of voorhoofd is de opperhuid bijvoorbeeld dunner dan onder je voetzolen en op je handpalmen. Bij de opperhuid onderscheid je meerdere lagen. De buitenste of bovenste laag noem je de hoornlaag. De diepste of onderste laag heet de kiemlaag (moederlaag).
lederhuid

Slide 7 - Tekstslide

Lederhuid (dermis)
De huidlaag onder de opperhuid heet de lederhuid. De grens tussen de opperhuid en de lederhuid verloopt grillig. De lederhuid is opgebouwd uit losmazig bindweefsel met stevige vezels (collageen) en daar zijn weer veel elastische vezels doorheen vervlochten. Hierdoor is de lederhuid zowel sterk, taai en elastisch als rekbaar. Deze rekbaarheid is niet onbeperkt. Wanneer de huid te veel wordt opgerekt, dan kunnen de elastische vezels scheuren. Je krijgt dan striemen (scheurtjes) in de lederhuid en de onderliggende huidlaag. Dit gebeurt nogal eens bij mensen die te dik zijn, of bij zwangere vrouwen. De stevige vezels in de lederhuid kunnen water vasthouden. Dit geeft de huid zijn spankracht. Als de huid ouder wordt, neemt dit vermogen om water vast te houden af. Hierdoor neemt ook de spankracht van de huid af en ontstaan er rimpels.
De lederhuid bevat verder veel bloedvaten, lymfevaten, uiteinden van de gevoelszenuwen, haarwortels met talgklieren, zweetklieren en cellen die een rol spelen bij de afweer. De afvoerbuizen van de talgklieren en de zweetklieren gaan dwars door de opperhuid heen.
onderhuids bindweefsel

Slide 8 - Tekstslide

Onderhuids bindweefsel
Het onderhuids bindweefsel is de diepe laag die nét onder je huid ligt. Het onderhuids bindweefsel is onlosmakelijk verbonden met je huid. Deze laag is veel losser van samenstelling dan de opperhuid en lederhuid. Het vormt de verbinding tussen de bovenliggende huidlagen en de onderliggende spieren en botten. Het onderhuids bindweefsel is opgebouwd uit losmazig bindweefsel, waarin zich ook stevige en elastische vezels bevinden. Het onderhuids bindweefsel bevat veel bloedvaten en zenuwvezels en is daarnaast rijk aan vetweefsel. Dit vetweefsel is een beschermend kussen voor de onderliggende weefsels en organen, maar is ook reservevoedsel en belangrijk voor het vasthouden van warmte in je lichaam. Vetweefsel biedt bescherming tegen afkoelen bij koude. Hoeveel vetweefsel je onderhuids bindweefsel bevat, hangt voor een belangrijk deel af van je eetgewoonten.

Slide 9 - Tekstslide

Kleur van wonden
De indeling van wonden naar kleur maakt deel uit van het model van de Woundcare Consultant Society (WCS).
Rode wonden
Rode wonden zijn wonden waarbij de huid niet meer intact is. Het wondoppervlak is schoon en heeft een granulerende bodem, dat wil zeggen een bodem waarin zich nieuw weefsel vormt dat rijk is aan bloedvaten (rode kleur). Dit weefsel ziet er korrelig uit en wordt granulatieweefsel genoemd.
Gele wonden
Gele wonden zijn eveneens wonden waarbij de huid niet meer intact is. Deze gele kleur wordt veroorzaakt door een geel beslag dat zich in de wond vormt. Dit kan al dan niet geïnfecteerd zijn. Wanneer er sprake is van infectie spreken we van een pussende wond (pus is etter).
Zwarte wonden
Zwarte wonden ontstaan als er geen bloed meer naar het weefsel gaat, waardoor het afsterft. Het wondoppervlak bestaat uit zwart weefsel. Voorbeelden hiervan zijn stadium 4 van decubitus en extremiteiten (vingers, tenen) die geen bloed meer krijgen.
Wondclassificatiesystemen






Wordt gebruikt om structuur aan te brengen in een wondbehandeling
  • WCS model
  • TIME model

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WCS woundcare consultant society

* Stadia indeling in rood, geel zwart.
* De kleuren zeggen iets over weefsels en stadia van het genezingsproces
* Nat - droog - vochtig

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WCS - classificatiemodel

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rode wond

Slide 13 - Tekstslide

Een rode wond bestaat uit granulatieweefsel en bevindt zich in de regeneratiefase. In deze fase wordt weefsel dat verloren is gegaan, vervangen door nieuw weefsel (epithelialisatie). Granulatieweefsel is vaatrijk en korrelig bindweefsel dat zich vormt op de bodem van een wond. Deze bodem is gezond.

Slide 14 - Tekstslide

Een gele wond bevindt zich in de reactiefase. Het lichaam reageert op de wond door te starten met stolling, vaatvernauwing en afsluiting van de wond. Dit ziet eruit als een gelig beslag op de wond. Vaak wordt ook exsudaat (wondvocht) gevormd, bestaande uit celresten en samengeklonterde eiwitten.
Zwarte wond

Een zwarte wond dankt zijn kleur aan het afgestorven weefsel (necrose/débris) waar de wond uit bestaat. Dit weefsel is een voedingsbodem voor bacteriën. De kleur kan ook bruin-grijs-gelig zijn. Er zijn twee vormen van necrose: harde necrose (korst) en natte necrose.

 

Slide 15 - Tekstslide

Een zwarte wond dankt zijn kleur aan het afgestorven weefsel (necrose/débris) waar de wond uit bestaat. Dit weefsel is een voedingsbodem voor bacteriën. De kleur kan ook bruin-grijs-gelig zijn. Er zijn twee vormen van necrose: harde necrose (korst) en natte necrose.
 
Time model
  • Er wordt naar factoren gekeken die een rol spelen bij het genezingsproces van een wond
  • Kan gebruikt worden bij het diagnosticeren van een wond en bepalen en evalueren van een wondbehandeling.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TIME
T = Tissue, weefsel;  Wat is de kleur?
I = Infectie; Is er sprake van een infectie?
M = Moisture = vocht; Produceert de wond veel vocht?
E = Edge = wondranden ; Wat is de toestand van de rand?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat de afkorting TIME voor?
A
Time Infection Moisture Edge
B
Tissue Infection Measurable Edge
C
Tissue Infection Moisture Edge
D
Tissue Infection Moisture Egg

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Decubitus

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

wat weet ik al over decubitus of wat wil ik weten?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Decubitus kent 4 fasen...
* Let op: vaak, maar niet altijd, begint decubitus met fase 1

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 1
Fase 1 - Een niet wegdrukbare rode plek op de intacte huid
  • roodblauwe huidskleur
  • huid voelt warm aan
  • pijn of branderig gevoel

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 2
Fase 2 - Verlies van een deel van de huid of een blaar
  • nog meer druk kan een (bloed of vocht) blaar geven
  • ontvelde huid (verlies van een deel van de lederhuid)
  • rood roze wondbodem

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 3
Fase 3 - Verlies van de hele huidlaag
  • het vetweefsel is te zien
  • wondranden zijn rood
  • de wonddiepte hangt af van waar de wond zit
  • de wond heeft wondbeslag
  • groot risico op wondinfectie
  • zeer pijnlijk

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 4
Fase 4 - Verlies van de volledige weefsellaag
  • alle lagen zijn zichtbaar
  • de wond is pussig
  • er is dood weefsel (zwart, necrose) aanwezig in de wond
  • de wond stinkt

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Decubituswonden

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
Categorie 1
B
Categorie 2
C
Categorie 3
D
Categorie 4

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Categorie 1
B
Categorie 2
C
Categorie 3
D
Categorie 4

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risicoplekken decubitus

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrust complicaties 



Decubitus

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


risicofactoren
1 Verminderde mobiliteit, activiteit of sensibiliteit
  • cliënten met bedrust
  • cliënten met een verlamming (beroerte of dwarslaesie)

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


risicofactoren
2 Verminderde huidconditie
  • cliënten met een dunne huid
  • cliënten met incontinentie
  • cliënten met chemotherapie (antikankermedicatie)

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


risicofactoren
3 Slechte voedingstoestand en weerstand
  • ontbreken van bouwstoffen
  • vermageren geeft meer drukplekken
  • kans op infecties nemen toe, koorts geeft extra zweten

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Voorkomen (preventie)
1 Risicoscorelijsten gebruiken bij het inschatten van het risico op decubitus. Invullen bij...

  • opname
  • wanneer de cliënt afhankelijk wordt van bed of rolstoel
  • wanneer de conditie van de cliënt  verslechtert

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


voorkomen (preventie)
2 Mobiliseren
  • stimuleren uit bed te komen
  • wisselligging geven (1x per 2 uur of vaker)
  • gebruik drukverlagers tijdens de transfer op bed
  • verlaag de druk door gebruik van kussens

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


voorkomen (preventie)
3 Huidinspectie
  • bekijk drukgevoelige plekken
  • bescherm de huid tegen vocht
  • verminder druk door een antidecubitus matras of zitting te gebruiken

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


voorkomen (preventie)
4 Betere voeding aanbieden
  • eiwitrijk
  • drinkvoeding
  • sondevoeding

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


behandeling
  1. wondzorg
  2. ad-materialen inzetten
  3. mobiliteit vergroten
  4. goede voeding
  5. pijnmedicatie

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpmiddelen bij decubitus preventie

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies