Herhalen h/v 4 hypotheken en consumptief krediet

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat is onderpand?
A
Als je te weinig geld hebt
B
Iets van waarde wat de bank kan houden als de lener de lening niet terug betaald
C
Als te te weinig ruimte hebt in je pand

Slide 3 - Quizvraag

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Huurkoop
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling

Slide 4 - Quizvraag

We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer ben je eigenaar bij huurkoop?
A
Bij levering
B
Als alle termijnen zijn betaald
C
Nooit
D
Als het contract afloopt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste omschrijving van een persoonlijke lening?
A
Je mag telkens tot een maximum bedrag lenen. Het bedrag dat je hebt afgelost, mag je opnieuw lenen.
B
Je krijgt een bedrag dat je in een vast aantal termijnen terug moet betalen.
C
Als je meerderjarig bent, dan mag je rood staan op je bankrekening.

Slide 7 - Quizvraag

Leg uit wat private lease inhoud

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel is de annuiteit?
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Annuiteit
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
...
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
...
€342.876,15
A
€8.464,58
B
€16.744,58
C
€351.535,42
D
€17.123.85

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

In 2019 stegen de huizenprijzen nog steeds. Wat is een economische verklaring voor stijgende huizenprijzen van koopwoningen?

A
De vraag is groter dan het aanbod.
B
De vraag is kleiner dan het aanbod.
C
De vraag en het aanbod zijn gelijk.

Slide 12 - Quizvraag

Welke twee soorten hypothecaire leningen ken je?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Bij een lineaire hypotheek
A
Betaal je elke maand in totaal evenveel.
B
Betaal je elke maand evenveel rente.
C
Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel is je schuld na 2 jaar als je een lineaire hypotheek van 30 jaar afsluit voor €600.000 met 2% rente?
A
€546.000
B
€560.000
C
€580.000
D
€600.000

Slide 16 - Quizvraag

Bij een annuïteitenhypotheek
A
Betaal je elke maand in totaal evenveel.
B
Betaal je elke maand evenveel rente.
C
Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Slide 17 - Quizvraag

Er is een annuïteitenlening van €100.000 en de annuïteit is 12.456 per jaar. De looptijd is 10 jaar. Wat is het totale bedrag aan rente dat je betaalt?
A
100.000
B
12.456
C
24.560
D
10.000

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Welke hypotheek is in totaal het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 20 - Quizvraag