Examentraining

LESPROGRAMMA
Welkom / leerdoelen 
Oefenen rekenopdrachten 
Examen facet maken/oefenen
Afsluiting /huiswerk
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
economieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LESPROGRAMMA
Welkom / leerdoelen 
Oefenen rekenopdrachten 
Examen facet maken/oefenen
Afsluiting /huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Mohamed krijgt elke week €8,- van zijn ouders. Bereken hoeveel dit per maand is.

Slide 2 - Open vraag

Jan verdient €1240 per maand.
Elke maand spaart hij €200. Bereken hoeveel procent van zijn inkomen Jan spaart.

Slide 3 - Open vraag

Polina verdient €20.000 per jaar.
Hoeveel is dit per maand?

Slide 4 - Open vraag

Je wilt over twee jaar een scooter kopen van €1600. Van je ouders krijg je €500. Bereken hoeveel je per maand moet sparen.

Slide 5 - Open vraag

De prijs van benzine was vorig jaar €1,45. Nu kost het €1,89. Bereken met hoeveel procent de prijs is gestegen.

Slide 6 - Open vraag

Leyla ziet een leuke jas bij de H&M voor €49,95. Bij de kassa krijgt ze 35% korting. Bereken de korting in €

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn de belangrijkste middelen?
A
sparen en lenen
B
rente
C
geld en tijd
D
gezondheid en geld

Slide 8 - Quizvraag

Bepalen welke behoeften het belangrijkst zijn en welke minder belangrijk.
A
consumeren
B
prioriteiten stellen
C
produceren
D
welvaart

Slide 9 - Quizvraag

Het kopen van goederen/diensten heet
A
consumeren
B
produceren
C
zelfvoorziening
D
schaarste

Slide 10 - Quizvraag

Het ruilen van producten tegen producten.
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 11 - Quizvraag

Welke reclame heeft als doel mening en gedrag van mensen beïnvloeden?
A
commerciële reclame
B
ideële reclame
C
merkreclame
D
informatieve reclame

Slide 12 - Quizvraag

De invloed van grote groepen consumenten =
A
producenten power
B
consumer power
C
powernap
D
consukracht

Slide 13 - Quizvraag

Een groep consumenten voor wie een reclame boodschap of product bedoeld is.
A
marketing
B
doelgroep
C
producenten
D
de Zes P's

Slide 14 - Quizvraag

Wie betaalt uiteindelijk de BTW?
A
De bank
B
De consument
C
De overheid
D
De producent

Slide 15 - Quizvraag

Kruidvat geeft 20% korting bij het bestellen van een digitaal fotoboek.
Welke marketinginstrument?
A
PRIJS
B
PRODUCT
C
PLAATS
D
PERSONEEL

Slide 16 - Quizvraag

Werkloosheid die ontstaat doordat de vraag naar goederen en diensten (tijdelijk) afneemt.
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
frictiewerkloosheid
D
seizoenswerkloosheid

Slide 17 - Quizvraag

Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is, het aanbod van arbeid.
A
Geregistreerde werkloosheid
B
Beroepsbevolking
C
Conjuncturele werkloosheid
D
Arbowet

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noemen we het wanneer een land afhankelijk is van slecht een of twee producten voor de inkomsten bij de export?
A
Buffervoorraden
B
Monocultuur
C
Grondstofovereenkomst
D
Ruilvoet

Slide 19 - Quizvraag

De consumentenprijs is de prijs waartegen je producten koopt in de winkel.

Noteer een andere naam van deze prijs.
A
inkoopprijs exclusief btw
B
inkoopprijs inclusief btw
C
verkoopprijs exclusief btw
D
verkoopprijs inclusief btw

Slide 20 - Quizvraag

Omzet =
A
afzet - verkoopprijs
B
verkoopprijs : afzet
C
afzet x verkoopprijs

Slide 21 - Quizvraag

Een scooterfabriek verkoopt 2.530 scooters. De gemiddelde verkoopprijs is €785,-.
De afzet is?
A
2.530
B
€785,-

Slide 22 - Quizvraag

Hieronder staan beweringen over huurkoop en leasing.

Welke bewering is juist? Kies uit onderstaande mogelijkheden:

A
Bij huurkoop wordt de koper eigenaar bij de levering.
B
Bij leasing ben je eigenaar als het contract afloopt.
C
Bij leasing leen je niets.
D
Huurkoop is een vorm van huur.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen productiefactor
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Winst

Slide 24 - Quizvraag

Consumentenprijs =
A
inkoopprijs + btw
B
verkoopprijs + btw
C
omzet + btw
D
brutowinstopslag + inkoopprijs

Slide 25 - Quizvraag

Omzet =
A
afzet - verkoopprijs
B
verkoopprijs : afzet
C
afzet x verkoopprijs

Slide 26 - Quizvraag

EMU
A
Europese Monetaire Unie
B
Europese maatregelen uren

Slide 27 - Quizvraag

In de Europese Unie is er één markt. Bulgarije is ook lid van de EU. Veel Bulgaren
werken in Duitsland en Nederland. Waarom mag dit?
A
In de EU is er vrij verkeer van goederen en diensten.
B
In de EU is er vrij verkeer van kapitaal.
C
In de EU is er vrij verkeer van personen.

Slide 28 - Quizvraag

Kinderbijslag is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen

Slide 29 - Quizvraag

Je verdient €785,20 per maand

Hoeveel is dat per week?
A
€196,30
B
€181,20

Slide 30 - Quizvraag

Welvaart =
A
Hoe gelukkig je bent
B
Een hoog netto inkomen
C
Inkomen per hoofd van de bevolking
D
de mate waarin men in de behoeften kan voorzien

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekent het als een land een monocultuur heeft?
A
Dit land heeft slechts 1 exportproduct
B
Dit land heeft maar 1 import product
C
Dit land is afhankelijk van 1 exportproduct
D
Dit land is afhankelijk van 1 importproduct

Slide 32 - Quizvraag

Hoe noem je de verhouding tussen de prijs van exportproducten en de prijs van importproducten.
A
Ruilvoet
B
Internationale handel
C
Exportwaarde
D
Fairtrade

Slide 33 - Quizvraag

De prijs van een tas is €20 exclusief 21 % btw. Bereken de consumentenprijs (inclusief btw). Schrijf je berekening op.

Slide 34 - Open vraag

De consumentenprijs van een tablet is €299 inclusief 21 % btw.
Bereken de verkoopprijs ( = exclusief btw)

Slide 35 - Open vraag

In China leven 1.357 miljoen mensen. Het nationaal inkomen is 3.284 miljard. Wat is het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking?
A
2240
B
4202
C
2420
D
4002

Slide 36 - Quizvraag

Wat is geen manier om de arbeidsproductiviteit te verhogen?
A
meer personeel
B
geldbonus
C
specialisatie
D
cursus volgen

Slide 37 - Quizvraag

Welk protectiemaatregel hoort bij de volgende voorbeeld:
Een bedrijf dat kleren importeert uit Laos, betaalt een import heffing van 18%
A
contingentering
B
exportsubsidie
C
invoerrechten

Slide 38 - Quizvraag

OPDRACHT
Oefen met eindexamensite ! 

Slide 39 - Tekstslide

De Schoenengigant mag geen schoenen uit Vietnam meer kopen omdat dit jaar het Europese maximum bereikt is.
A
contingentering
B
exportsubsidie
C
invoerrechten

Slide 40 - Quizvraag