Futur Simple + Conditionnel présent

Futur simple
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Futur simple

Slide 1 - Tekstslide

Regarde les images
Faites ex. 2 + 3 (p.258)

Slide 2 - Tekstslide

Futur simple 




  • OTT (onvoltooid toekomende tijd)

  • Futur simple vertaal je met "zullen"

  • Pour exprimer une action qui se situe dans l'avenir


Slide 3 - Tekstslide

Quelques exemples : 

Ce soir, nous mangerons dans un resto
= Deze avond zullen we in een restaurant eten


J'espère que vous passerez de bonnes vacances
= Ik hoop dat jullie een goede vakantie zullen hebben 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Futur Simple vs. Futur Proche
F





TIP: Futur proche heeft heel vaak een duidelijke tijdsaanduiding 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Au tableau!!!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Au tableau!!!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Ik zal verkopen (VENDRE - FS)
A
Je vends
B
J'ai vendu
C
Je vendrais
D
Je vendrai

Slide 16 - Quizvraag

Jullie zullen eindigen (FINIR-FS)
A
Vous aller finir
B
Vous finirez
C
Vous finissez
D
Vous finissiez

Slide 17 - Quizvraag

Il travaillera (Vertaal)
A
Hij zal werken
B
Hij gaat werken
C
Hij heeft gewerkt
D
Hij werkt

Slide 18 - Quizvraag

VERTAAL: Ils/Elles perdront

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg: Il/Elle ... (PERDRE - FS)

Slide 20 - Open vraag

Tu vas choisir
Wat is niet juist?
A
Jij zal kiezen
B
Jij zult kiezen
C
Jij moet kiezen
D
Jij gaat kiezen

Slide 21 - Quizvraag

Nous ... (regarder) un film au cinéma ce weekend

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

A retenir !!!!!!!!!

Slide 24 - Tekstslide

Futur Simple
Le futur proche
Je vais me promener
Vous allez vous laver
J'irai au magasin mardi
Je ne serai pas là.

Slide 25 - Sleepvraag


Quelle option est correcte?
A
Mardi, j'aurai mon cours d'espagnol.
B
Mardi, j'ai eu mon cours d'espagnol.
C
Mardi, je suis allée au cours d'espagnol.
D
Mardi, je viens de suivre mon cours d'espagnol.

Slide 26 - Quizvraag

Les filles ... (FS) faire du shopping pendant les soldes d'été.
A
iront
B
vont
C
viennent de
D
font

Slide 27 - Quizvraag

Papa .... (venir - FS) me chercher après l'école.

Slide 28 - Open vraag

Elle .... (vouloir - FS) m'aider avec mon devoir.

Slide 29 - Open vraag

Après le test de demain on ... (avoir-FS) le temps pour faire du shopping.

Slide 30 - Open vraag

Après le test de demain on ... (commencer-FP) un nouveau chapitre.

Slide 31 - Open vraag

exercices
Faisons (?!) les exercices 4-11 (p.259-263)

Slide 32 - Tekstslide

!!! Feuille Futur Simple !!!

Slide 33 - Tekstslide

Le conditionnel Présent 

Slide 34 - Tekstslide

Conditionnel présent (zou-vorm)
  • Voorwaardelijke wijs
  • Moeilijker te situeren op een tijdslijn. 
  • Wordt in het Nederlands vervoegd met een vorm van zouden.
  • Beschrijft een hypothetische handeling, wens of voorwaarde.
  • Net als bij Futur Simpe - stam eindigt op -r
  • conditionnel de politesse - j'aimerais / je voudrais ...

p.ex. Je parlerais plus longtemps si j'aurais le temps.

Slide 35 - Tekstslide

Formation du Cond. Présent.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Complétez:
Si j'étais riche, je/j' ______ (acheter) une maison au bord de la mer.
A
achèterais
B
j'aurais acheté
C
j'achèterai
D
j'achètrais

Slide 39 - Quizvraag

Complétez:
Tu ______ (devoir) écouter les conseils de tes parents.
A
devoiras
B
devoirais
C
devras
D
devrais

Slide 40 - Quizvraag

complétez:
Il ______ (faire) beau si les nuages disparaissaient.
A
va faire
B
fera
C
ferais
D
ferait

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide