2G Mittwoch, den 4. März 2020

Mittwoch, den 4. März 2020

• Willkommen
• Letzte Unterrichtsstunde: Grammatik
• Lernliste
• Ziele dieser Unterrichtsstunde
• Nachsehen Hausaufgaben
• Aussprache sch, sp und st
• Aufgabe 65: Dialog
• Besprechen letzte Prüfung
• LessonUp
• Hausaufgaben
• Zum Schluss
  

Lernliste:

S232

de stoel t/m slecht

S233

G Hören

Ziele dieser Unterrichtsstunde:

1. Je kunt de letters sch, sp en st uitspreken in het Duits.
2. Je leert vragen te stellen en antwoord te geven in een restaurant.
3. Je kunt het persoonlijk en vragend vnw toepassen in de juiste vorm.
4. Je kent de voorzetsels in de vierde naamval.

Nachsehen Hausaufgaben:

Redemittel J  S229

Aufgabe 63  S203

Aussprache: sch, sp und st

Aufgaben 57, 58 und 59 Hörfragmente.  S200-202

Aufgabe 60:

1. Zinnen oefenen, elkaar controleren op uitspraak.
2. Elke zin wordt door beide leerlingen voorgelezen.
3. Klaar: M Aufgaben 56, 61 S200, S202  und Redemittel J S229.
4. Aantal leerlingen lezen zinnen voor.

Aufgabe 65: Dialog

S204

1. Vertalen van de zinnen bij A. Varieer met wat je bestelt.
2. Beide klaar: Dialoog oefenen. Wissel van rol en varieer met wat je bestelt.
3. Klaar: M Aufgabe 66 Lesen S205. Nodig TB S52
4. Aantal leerlingen doen de dialoog voor.

Besprechen Prüfung

aantal vragen op digibord!

Hausaufgaben Freitag, den 6. März 2020

L Lernliste          S231*232   de citroen t/m slecht

L Grammatik TB S50: persoonlijk en vragend vnw. in de vierde naamval

                                             voorzetsels met de vierde naamval

                                             opmerkingen + A4

L Redemittel J  A4   NL → Duits

M Aufgaben 56, 61   S203, 205-206

Aufgabe 66 S205

Ist das Glas ... (voor hem)?
Vertalen en in juiste vorm.

Ich wurde ... (door jullie) nicht informiert.
Vertalen en in juiste vorm.

Hast ... (jij) etwas gegen ... (ons)?
Vertalen en in juiste vorm.

... (hij) bestellt den Hamburger für ... (u).
Vertalen en in juiste vorm.

... (door wie) habt ihr das herausgefunden?
Vertalen en in juiste vorm.

Du gehst ... (zonder mij)?

Noem minimaal 4 voorzetsels in de vierde naamval.

Zum Schluss

Noem een voorzetsel van de vierde naamval.

Personalpronomen en Fragepronomen 4. Fall: hoe zien deze er uit?