Tekstdoelen en publiek

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw van de les
1. Korte herhaling tekstverbanden en signaalwoorden
2. Doel van deze les
3. Wat weet je nog? 
4. Korte uitleg tekstdoelen en publiek
5. Opdracht
6. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Welk tekstverband hoort er bij de signaalwoorden: om te beginnen, daarna, tevens, vervolgens, bovendien
A
Opsomming/ volgorde
B
Tegenstelling
C
Oorzaak - gevolg
D
Doel - middel

Slide 3 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort er bij de signaalwoorden: zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Vergelijking
D
Voorwaarde

Slide 4 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort er bij de signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is
A
Doel - middel
B
Conclusie
C
Oorzaak - gevolg
D
Tegenstelling

Slide 5 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort er bij de signaalwoorden: maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
A
Conclusie
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Tegenstelling

Slide 6 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort er bij de signaalwoorden: net zo als, even … als, in vergelijking met, meer / groter dan
A
Vergelijking
B
Tegenstelling
C
Voorbeeld
D
Voorwaarde

Slide 7 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort er bij de signaalwoorden: als ... (dan), indien
A
Vergelijking
B
Opsomming/ volgorde
C
Voorwaarde
D
Conclusie

Slide 8 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort er bij de signaalwoorden: waarmee, zodat, om ... te, door middel van, met behulp van
A
Doel - middel
B
Oorzaak - gevolg
C
Vergelijking
D
Conclusie

Slide 9 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort er bij de signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent, kortom
A
Opsomming/ volgorde
B
Conclusie
C
Vergelijking
D
Voorwaarde

Slide 10 - Quizvraag

Doel van de les
Op het einde van deze twee uur kennen jullie 3 van de 6 tekstdoelen en kun je deze kort uitleggen. 

Slide 11 - Tekstslide

Tekstdoelen

Slide 12 - Woordweb

Tekstdoelen en publiek
1. Overtuigen - zelfde mening krijgen
2. Overhalen - dat je iets gaat doen
3. Instrueren - uitleggen hoe iets moet (instructie)
4. Adviseren - je raad geven (advies geven)
5. Amuseren - dat je je vermaakt (plezier)

Slide 13 - Tekstslide

Instrueren
Adviseren
Informeren
Amuseren

Slide 14 - Sleepvraag

Voor welk publiek is deze tekst?
A
Kinderen
B
Jongeren
C
Volwassenen
D
Iedereen

Slide 15 - Quizvraag

Voor welk publiek is deze tekst?
A
Jongeren
B
Volwassenen
C
Ouderen
D
Iedereen

Slide 16 - Quizvraag

Voor welk publiek is deze tekst?
A
Middelbare scholieren
B
Basisschool kinderen
C
Studenten
D
Volwassenen

Slide 17 - Quizvraag

Voor welk publiek is deze tekst?
A
Hobbykoks
B
Obers
C
Serveersters
D
Iedereen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Welke tekstdoelen ken je nog? Probeer deze tekstdoel ook uit te leggen.

Slide 21 - Open vraag