Drie manieren om een vraag te stellen
1: Informeel Je plaatst een vraagteken achter de zin (bij het uitspreken ga je met je stem omhoog). Voorbeeld Tu es à l'école > Tu es à l'école?
2: Normaal Je plaatst "Est-ce que" ("Es kuh") voor de zin. Voorbeeld: Tu es à l'école > Est-ce que tu es à l'école? Ben je op school?
3: Formeel Je draait het werkwoord en de persoon om. Voorbeeld: Tu es à l'école > Es-tu à l'école?