A2 + H2 03/02/2021 (alinea- en zinsverbanden)
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo.
A
Uitspraak-tegenstelling
B
Uitspraak-opsomming
C
Uitspraak-voorbeeld
Slide 3 - Quizvraag
Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden: daarnaast, nog, bovendien.
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-voorbeeld
C
Uitspraak- tegenstelling
Slide 4 - Quizvraag
Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden:
enerzijds ... anderzijds, maar, daarentegen
enerzijds ... anderzijds, maar, daarentegen
A
Uitspraak-tegenstelling
B
Uitspraak-opsomming
C
Uitspraak-voorbeeld
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Waar verwijst "hij" in regel 1 naar?
A
Een brandweerauto
B
een indrukwekkende machine
C
een goedgetrainde bemanning
Slide 7 - Quizvraag
Waar verwijst "ze" in regel 7 naar?
A
een brand
B
'te lezen'
C
brandweerlieden
D
verschillende vaardigheden
Slide 8 - Quizvraag
Wat doet een brandweerman als hij een brand 'leest'?
Slide 9 - Open vraag
In de tekst komt een uitspraak-tegenstelling voor.
Welk signaalwoord geeft dit verband aan?
Welk signaalwoord geeft dit verband aan?
Slide 10 - Open vraag
Schrijf de uitspraak en de tegenstelling daarbij op.
Slide 11 - Open vraag
In de zin 'Brandweerlieden moeten... verschillende vaardigheden.' (r. 6-8) komt het verband uitspraak-opsomming voor.
Welk(e) signaalwoord(en) geeft/geven dit verband aan?
Welk(e) signaalwoord(en) geeft/geven dit verband aan?
Slide 12 - Open vraag
Schrijf het signaalwoord op voor het verband uitspraak-voorbeeld uit de tekst.
Slide 13 - Open vraag
Hoeveel voorbeelden worden er genoemd.
Slide 14 - Open vraag
Wat is het voorbeeld of wat zijn de voorbeelden?
