Reading, dictionary use

Reading 
How to deal with reading tests.

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Reading 
How to deal with reading tests.

Slide 1 - Tekstslide

leesstrategieën,
welke zijn er?

Slide 2 - Woordweb

Uitleg: informatie opzoeken
  • Allereerst kijk je naar de buitenkant van een tekst
  • Afbeeldingen
  • Titel
  • Kopjes
  • Hoe lees je de tekst?> skimmen, scannen, intensief

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Als je het bord moet aanwijzen waarbij je moet stoppen,
dan lees je ....

A
skimmend
B
scannend
C
intensief

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Als je wilt weten wat je kunt doen op 3 augustus in Oxford Dan lees je....
A
skimmen
B
scannen
C
intensief

Slide 7 - Quizvraag

Als je moet samenvatten wat hiernaast staat dan lees je .......
A
skimmend
B
scannend
C
intensief

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat doe je als je moet citeren?
A
vertalen en samenvatten
B
letterlijk overnemen
C
gedeelte overnemen
D
vertalen

Slide 10 - Quizvraag

What becomes clear after reading paragraph 1?
A
Wat wordt duidelijk over paragraaf 1?
B
Zoek het antwoord in paragraaf 1
C
Lees paragraaf 1

Slide 11 - Quizvraag

Who did it according to the text
A
Lees de tekst en beantwoordt de vraag
B
Wat wordt duidelijk over de tekst?
C
Wie heeft het gedaan volgens de tekst?

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

In conclusion
A
kortom
B
daarom
C
concluderend/kortom
D
conclusief

Slide 14 - Quizvraag

even though
A
zelfs
B
ook al
C
alsmede
D
maar

Slide 15 - Quizvraag

so
A
whatever
B
dus
C
omdat
D
vandaar

Slide 16 - Quizvraag

Instead of
A
Daarom
B
Echter
C
Ter plekke
D
In plaats van

Slide 17 - Quizvraag

Consequently
A
als gevolg daarvan
B
ook
C
dus
D
Ten slotte

Slide 18 - Quizvraag

Moreover
A
Vandaar
B
Bovendien
C
Daarom
D
In tegenstelling tot

Slide 19 - Quizvraag

As a result
A
resultatief
B
als gevolg daarvan
C
consequent
D
doordat

Slide 20 - Quizvraag

In addition
A
aansluitend
B
om die reden
C
en daarbij
D
als gevolg daarvan

Slide 21 - Quizvraag

Similarly
A
vergelijkbaar
B
omdat
C
consequentie
D
gevolg

Slide 22 - Quizvraag

Therefore
A
daarvoor
B
daarom
C
daarheen
D
vandaar

Slide 23 - Quizvraag

However
A
vandaar/zodra
B
plotseling
C
maar/echter
D
daarom

Slide 24 - Quizvraag

Obviously
A
wellicht
B
misschien
C
duidelijk
D
blijkbaar

Slide 25 - Quizvraag

Besides
A
behalve
B
bovendien
C
daarnaast
D
zijkant

Slide 26 - Quizvraag

Just as
A
evenals
B
ongeveer
C
nauwkeurig
D
net als

Slide 27 - Quizvraag

Contrary to
A
in tegenstellig tot
B
daarnaast
C
bovendien
D
alhoewel

Slide 28 - Quizvraag

Uitleg: woordenboek gebruik
  • Een woordenboek staat op alfabetische volgorde
  • Achter een woord staat wat voor type woord het is
  • N = noun = zelfstandig naamwoord (zn)
  • V= verb = werkwoord (ww)
  • Adj = adjective = bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Kijk goed hoe het wordt gebruikt in de zin en controleer of de betekenis klopt. 
  • Gebruik dus niet meteen het eerste woord

Slide 29 - Tekstslide

Uitleg: woordenboek gebruik
  • Achter in je woordenboek staat een lijst met onregelmatige werkwoorden …. Heel handig!!!
  • Leer om een woordenboek te gebruiken want dat helpt bij je eindexamen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Wat betekent verb in het nederlands
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent noun in het nederlands
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 33 - Quizvraag

hoe herken ik het hele werkwoord: werken
A
working
B
work
C
to work
D
worked

Slide 34 - Quizvraag

Hoe vind je het volgende woord in het woordenboek? disaproval
A
disapprove
B
disapproval
C
disap
D
approve

Slide 35 - Quizvraag

Dictionary practice
In pairs, use your dictionary to help you work out the following tasks. 

Slide 36 - Tekstslide

Give the Dutch translation of the word "profanity" according to your dictionary.

Slide 37 - Open vraag

Put the words in each row in alphabetical order:
handy
hard
hand
heat
heart
history
headache
highlights
hyperbolic
habitual

Slide 38 - Sleepvraag

All of these words are parts of the body (nouns). Which of the words are also verbs?

arm-head-leg-eye-stomach-hand-toe-thumb

Slide 39 - Open vraag



Which one is the odd one out in each row? Why? Write your explanation.
1. elm - daffodil - pine - beech
2. cod - sardine - hake - fern
3. steak - beak- freak- geek


Slide 40 - Open vraag

Uitleg: Hoe maak je een GAP tekst?
  • Eerst zoekend lezen (vind de plek waar je een woord moet invullen)
  • Daarna intensief lezen:
  • Lees 1 à 2 zinnen die voor de gap staan en 1 à 2 zinnen die erachter staan
  • Zorg dat je de betekenis van de woorden kent. (woordenboek??)
  • Vaak staat er een onzin antwoord bij.
  • Kies het woord dat jij het beste vindt passen qua betekenis.

Slide 41 - Tekstslide

Vul het juiste woord in op de open plek;
We are ....... for an experienced teacher.
A
helping
B
need
C
looking
D
look

Slide 42 - Quizvraag

D : Tekst 2 Hearts on Fire 

Slide 43 - Tekstslide

Fill in the GAP: awkward - strange - typical

(1) ‘Kingdom Hearts 2’ is an action-adventure, role-playing game created by Square Enix and Disney. The game uses .....1...... characters from Disney movies and cartoons and Square’s extremely popular video game series, ‘Final Fantasy.’

Slide 44 - Tekstslide


Fill in the correct missing word for ...1...
A
awkward
B
strange
C
typical

Slide 45 - Quizvraag

Uitleg: omgaan met meerkeuze vragen 
  • LEES de vraag.
  • BEGRIJP de vraag!
  • Staat er WAAR  je het antwoord moet vinden? 
  • LEES het stuk tekst
  • BEDENK zelf het antwoord
  • LEES de antwoorden en vergelijk met eigen antwoord 
  • KIES het beste antwoord 

Slide 46 - Tekstslide

Bij meerkeuze vragen kunnen er twee antwoorden goed zijn
A
ja
B
nee
C
ja, alleen als ....

Slide 47 - Quizvraag

Bij meerkeuzevragen moet je altijd de hele tekst eerst lezen
A
goed
B
fout

Slide 48 - Quizvraag

Bij meerkeuze vragen is het een goed idee om zelf al het antwoord te bedenken met behulp van de tekst.
A
goed
B
fout

Slide 49 - Quizvraag

opdr 9 : No milk no sugar please

Slide 50 - Tekstslide

Whether you add milk or not, drink it weak or strong, what is crucial to a great cup of tea is the blending.
A
Blending tea is both a science and an art
B
More than half of people think that brewing time is the most important
C
What is crucial to a great cup of tea is the blending
D
alle antwoorden zijn fout

Slide 51 - Quizvraag

Slide 52 - Tekstslide

Thank you!

Slide 53 - Tekstslide