Oefenvragen toets Taalstimulering / VVE periode 7 leerjaar 2

Vanaf welke leeftijd (ongeveer) gaat een kind brabbelen
A
Vanaf 4 maanden
B
Vanaf 5 maanden
C
Vanaf 6 maanden
D
Vanaf 7 maanden
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vanaf welke leeftijd (ongeveer) gaat een kind brabbelen
A
Vanaf 4 maanden
B
Vanaf 5 maanden
C
Vanaf 6 maanden
D
Vanaf 7 maanden

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke fase ontwikkelt een kind het symboolbewustzijn?
A
De baby
B
De peuter
C
De kleuter
D
Het schookind

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over een 4-jarige is onjuist:
A
De uitspraak van de taal is helemaal goed
B
Kinderen kennen op deze leeftijd al veel woorden
C
Ze kunnen al goede eenvoudige zinnen maken
D
Ze leren dagelijks nog veel nieuwe woorden bij

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VVE heeft twee benamingen. Voorschoolse educatie en ………. Educatie

Slide 4 - Open vraag

vroegschoolse
Vanaf welke leeftijd (ongeveer) kan een kind eenwoordzinnen maken
A
Vanaf 9 maanden
B
Vanaf 10 maanden
C
Vanaf 11 maanden
D
Vanaf 12 maanden

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er op de stippellijn
Een ……….. leert praten over wat eerder is gebeurd (vroeger), wat nog moet gebeuren (toekomst) of gedachten.

A
Peuter
B
Kleuter
C
Schoolkind

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf welke leeftijd leren kinderen lezen en schrijven?

Slide 7 - Open vraag

6 jaar
Over welke leeftijdsfase gaat het hier?
De taalontwikkeling helpt …….. om fantasie en werkelijkheid van elkaar te scheiden, maar ook om met beide om te gaan.

A
Een peuter
B
Een kleuter
C
Het schoolkind

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Activiteiten zijn te verdelen in (2 antwoorden)

Slide 9 - Open vraag

Vaste activiteiten
Vrije activiteiten
Juist of onjuist?
Rond vier á vijf jaar is de basis voor taalontwikkeling gelegd. Een kind leert dan nog wel de taal te verfijnen, bijvoorbeeld met grammatica.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

de juiste leeftijd is 5 a 6 jaar
Twee voorbeelden van VVE programma’s zijn: …………. & ………..

Slide 11 - Open vraag

(Uk & Puk, Speelplezier, Piramide, peuter/kleuterplein, startblokken, kaleidoscoop)
Waarom is het zinvol gebaren te maken naast het gebruik van taal bij baby’s?
A
Kinderen kunnen eerder gebaren maken dan spreken
B
De grove motoriek ontwikkelt zich sneller dan de fijne motoriek
C
Je kunt als ouder je kind sneller begrijpen
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ….. jarige heeft een gemiddelde woordenschat van 4000 woorden
A
4 jarige
B
5 jarige
C
6 jarige

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 2 beweringen van een peuter zijn onjuist
A
Verwoord zoveel mogelijk handelingen die je de peuter ziet doen
B
Maak lange eenvoudige zinnen en spreek niet te snel
C
Met een duidelijke klemtoon praten is nog niet echt nodig op deze leeftijd
D
Corrigeer het kind op taalgebied, indien nodig, ongemerkt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

“Ik heb al gedrinkt mama”. Bij welke leeftijd past deze zinsopbouw
A
3 jaar
B
4 jaar
C
5 jaar
D
6 jaar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hou zou je het begrip passieve woordenschat het beste kunnen omschrijven
A
Woorden die jezelf gebruikt
B
Woorden die je in je schrijftaal gebruikt maar niet in je spreektaal
C
Woorden die jezelf wel begrijpt maar niet gebruikt
D
Woorden die je niet begrijpt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze wet is gemaakt om de ……. In de kinderopvang te verbeteren

Slide 17 - Open vraag

kwaliteit
Juist of onjuist
Een peuter gaat 2-woord én 3-woord zinnen maken

A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Activiteiten die gericht zijn op de brede ontwikkeling van het kind noemen we ook wel
A
Doelgerichte activiteiten
B
Vaste activiteiten
C
Ontwikkelingsgerichte activiteiten
D
Dagelijkse activiteiten

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 en hetzelfde woord kan meerdere betekenissen hebben. Dit leert een ……

Slide 20 - Open vraag

schoolkind
Wat betekent symboolbewustzijn
A
Een kind weet wat een gebaar betekent
B
Een kind weet dat een woord staat voor iets of iemand
C
Een kind doet een gebaar na
D
Een kind weet dat een woord staat voor iets of iemand én leert gebaren te begrijpen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VVE is er voor het vergroten van ……….. voor jonge kinderen

Slide 22 - Open vraag

onderwijskansen
Rond welke leeftijd gaan baby’s gebaren terug maken
A
9/10 maanden
B
8/9 maanden
C
6/7 maanden
D
7/8 maanden

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tegenovergestelde van passieve woordenschat?

Slide 24 - Open vraag

actieve woordenschat
Verhaal vertellen
Taalbeschouwing
Benoem handelingen
Verhaal voorlezen
Taalactiviteit schoolkind
Taalactiviteit kleuter
Taalactiviteit peuter
Taalactiviteit voor meerdere doelgroepen

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over taalgebruik thuis en op school is onjuist
A
De taal op school verschilt van de taal die thuis wordt gebruikt
B
De taal op school is ingewikkelder
C
Er wordt thuis meer gesproken
D
In een schoolomgeving wordt de taal meer gestimuleerd

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre iemand zich in lichamelijk, psychisch en sociaal opzicht voelt wordt ook wel .......1…… genoemd. Het uitvoeren van ……2…….. draagt hier aan bij.

Slide 27 - Open vraag

1 welzijn / welbevinden
2 activiteiten
Vaste activiteiten zijn te verdelen in (2 antwoorden)

Slide 28 - Open vraag

dagelijkse activiteiten en
doelgerichte activiteiten
De wet IKK heeft …….. pijlers die zorgen voor verschillende verbeteringen binnen de kinderopvang

Slide 29 - Open vraag

4
Juist of onjuist?
Bij alle VVE methodes is de ouderbetrokkenheid een thema

A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kind een tekening laten maken is een voorbeeld van een …………… activiteit

Slide 31 - Open vraag

doelgerichte
Wat is een juiste uitspraak als het gaat over de peuter
A
Een peuter kan alle emoties onder woorden brengen
B
Een peuter gaat voorzetsels gebruiken
C
Met een peuter kun je nog geen gesprekje voeren
D
Peuters leren weinig taal van hun omgeving

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VVE is bedoeld voor kinderen in de leeftijd van …………………… jaar

Slide 33 - Open vraag

2-6 jaar
Voorschoolse educatie wordt aan kinderen aangeboden voordat ze naar ……… gaan

Slide 34 - Open vraag

basisschool
Bij peuterplein en kleuterplein wordt veel gewerkt met:
A
Puk de pop
B
Snuf het konijn
C
Raai de kraai
D
Er is niet echt een dier waarmee gewerkt wordt

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wet IKK staat voor: Wet Innovatie & …….. kinderopvang

Slide 36 - Open vraag

kwaliteit
Toezicht en handhaving op VVE valt onder de verantwoordelijkheid van (er zijn meerdere antwoorden mogelijk)
A
Onderwijsinspectie
B
GGD
C
De kinderopvang / peuterspeelzalen
D
Gemeente

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wet OKE betekent:
A
Ontwikkelkansen door kwaliteit en eenvoud
B
Overige kansen door kwantiteit en eerlijkheid
C
Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie
D
Overige kwesties en emoties

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies